HET ARAFAT GAMBIET

In het clubblad van mijn oude club VAS haalde Ko Heins onlangs een herinnering aan mij op. In een belangrijke interclubwedstrijd, meer dan veertig jaar geleden, tegen 'een gerenommeerde tegenstander', zou ik geopend hebben met 1.Pa3, om na Pf6 te antwoorden met 2.Pb1. Toen Heins mij vroeg waarom ik dat gedaan had, zou ik hebben geantwoord: 'Ach, ik vond het paard op a3 niet zo goed staan.'
    Zoiets kan ik inderdaad hebben gezegd, want Heins' herinnering klopt - ik heb eens 1.Pa3 Pf6 2.Pb1 gespeeld. Wat hij niet weet, is dat ik dit moment later ben gaan zien als beslissend in mijn schaakcarrière. Ik zie het nog voor me: een zaal in het Amsterdamse hoofdbureau van politie, want we speelden uit tegen de politiesportclub. Ik weet ook nog hoe mijn tegenstander heette, Vink, en ik zie hem nog voor me - maar dat hij zijn uniform draagt moet een Freudiaanse verkleding zijn, want ik neem niet aan dat agenten geüniformeerd naar hun schaak-avondje gaan. Maar mèt dat uniform is het passender - ik laat Vink in mijn herinnering gewoon zijn uniform aanhouden.
    Tussen mijn 2.Pb1 en Vinks tegenzet, heb ik weleens gedacht, is mijn kans om een behoorlijke schaker te worden, vervlogen. Dat is Vinks schuld. Hij had de klok moeten stilzetten, en zeggen: 'Jongeman, dit is het eerste bord, en een belangrijke wedstrijd. Een Bobby Fischer ben je niet, maar je moet er toch iets van kunnen dat je tegen mij moet. Ik geef je de keus. Je kan een klap voor je kop van me krijgen, want Pb1 is géén manier van een jongen van 17 tegenover een volwassene, òf je neemt je zetten terug, OK, dat heb je al gedaan, maar ik neem mijn zet terug, en we beginnen een nieuwe partij. Misschien heb je dan geleerd dat Pb1 een makkelijke manier is om bijzonder te zijn, en als je dat ter harte neemt, dan zal je misschien nog eens bijzonder zijn om de manier waarop je schaakt.'
    Maar Agent Vink zei niets, en speelde 2...e5. De partij werd remise.
    Ik speelde toen wel meer naar ontzag snakkende openingen. Bijvoorbeeld 1.d4 Pf6 2.e4, waarvan ik onlangs tot mijn stomme verbazing ontdekte dat er ook anderen zijn die dat spelen. Het zou zelfs een naam hebben, het Bo-gambiet, naar een in Brazilië wonende Deen. De Amerikaanse grootmeester De Firmian speelt het in vluggertjes, en in mijn database vond ik zelfs vijf Olympiade-partijen van een zekere Arafat (ik heb niet kunnen achterhalen voor welk land hij uitkwam, maar het klinkt Arabisch) die er 2 uit 5 mee haalde. Iets anders dan een voorgift is het Arafat-gambiet natuurlijk niet.
    Van een andere orde is 1.d4 Pf6 2.g4 Daar heb ik een paar jaar heel aardig mee gescoord, en niemand minder dan Bent Larsen noemt dit het Krabbé-gambiet. Maar voor ik op het idee kwam, stond het al bekend als het Weidenhagen-gambiet. Mijn database geeft er zo'n duizend partijen mee, waarin Wit 56 % scoort. Eénmaal werd 2.g4 gespeeld in een partij tussen topspelers:

Bronstein - Simagin, Moskou, jaren '50
1.d4 Pf6 2.g4 d5 3.g5 Pe4 4.f3 Pd6 5.e4 dxe4 6.fxe4 e5 7.dxe5 Pxe4 8.Dxd8+ Kxd8 remise.

Na afloop zou Simagin hebben gezegd: 'Dit heb ik lang geleden al geanalyseerd, en het geeft gelijk spel'. De gelegenheid was overigens een bedrijven-wedstrijd waar beiden geen zin in hadden.
    Een vroege aanhanger van dit gambiet was ook Humphrey Bogart. Schaken was onder de filmmensen in Hollywood altijd populair, en hij moet daar een van de sterkste spelers zijn geweest.

Bogart - NN, 1933
1.d4 Pf6 2.g4 Pxg4 3.f3 Pf6 4.e4 d6 5.Le3 g6 6.Pc3 Lg7 7.Dd2 Pc6 8.O-O-O O-O 9.Ld3 e5 10.d5 Pb4 11.Lc4 a5 12.a3 Pa6 13.h4 Ph5 14.Pge2 f5 15.Lg5 Lf6 16.f4 exf4 17.Pxf4 Pxf4 18.Dxf4 fxe4 19.Lh6 Te8 20.Pxe4 Lg7 21.Lxg7 Kxg7 22.h5 Lf5 23.hxg6 Lxg6 24.Dh6+ Kg8 (zie diagram) 25.Tdg1 De7 26.Txg6+ hxg6 27.Dh8+ Kf7 28.Th7 mat.

© Tim Krabbé, 2003


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site