HOE DE BRISTOL MIJN LEVEN VERANDERDE

De eerste tien jaar van mijn schakersleven vond ik problemen en studies onzin. Toen werd ik bekeerd, in het Amsterdamse Schaakcafé op het Leidseplein. Iemand zei tegen ons groepje dat er in het schaken nog wel iets anders was dan loperoffers op h7, en zette onderstaande stelling op het bord.
     'Reeds menig oplosser beproefde tevergeefs zijn krachten hierop,' schreef Th. L. C. Kok (zo wordt hij steevast vermeld) in 1938. Doordat ik de sleutelzet heb onthouden heb ik later kunnen reconstrueren dat het deze stelling was. We hadden er geen zin in, maar er werd ons beloofd dat de beloning groot zou zijn.
    Ik heb eens berekend hoeveel boeken er nodig zouden zijn om alles af te drukken wat ik in mijn leven gezegd heb: 3000 delen van romanomvang. Ik zou graag zomaar een bladzijde in die reeks willen kunnen opslaan, maar dat kan niet. Maar door dat probleem kan
Wit geeft mat in drie
ik nu wel een gedachtengang van meer dan 30 jaar geleden reconstrueren.
    Er is moeilijk bij de zwarte koning te komen; Wits dreigingen worden makkelijk gepareerd. Bijvoorbeeld 1.d3 cxd3, en het duurt te lang. Of 1.Pg5, (dreigt Pe4 mat) Pd6. 1.Dxg7 en 1.De4, beide met de dreiging Dd4 mat, falen op Kxb6. Ja, kon de dame maar naar g1 springen, dan was het meteen mat. Die diagonaal g1-c5 is aanlokkelijk, maar hoe er te komen? Dat lukt gewoon niet.
    Misschien is Zwart in tempodwang - met welke stukken kan hij eigenlijk spelen? Niet met het paard wegens Dd6 mat, dus alleen met zijn loper. Stel 1...Le8. De b-lijn is dan vrij, en met 2.Db1 heeft Wit dan in ieder geval een dreiging; 3.Db4 mat. Zwart kan dat alleen dekken door de loper terug te spelen, en dan zou Wit met Dg1 het gedroomde diagonaal-mat kunnen geven als niet die vervelende Td1, net als eerst pion g2, in de weg stond.
    Echter: Zwart is begonnen, we hebben nog een eerste zet voor Wit. Kan daarmee die belemmering niet worden opgeheven? De ontdekking dat dat met het krankzinnig lijkende 1.Th1 inderdaad kan, moet een golf van vreugde bij mij hebben teweeggebracht die mijn leven heeft beïnvloed. Er volgt 1...Le8 2.Db1 Lb5 3.Dg1 mat.
    Dit is 'een der beroemdste problemen ooit gemaakt,' aldus Kok; het is het 'Bristol'-probleem van Healy uit 1861, de begintijd van het strategische probleem. Th1 is een 'lijnruiming' voor de dame, en g1 is een 'kritisch' veld dat daarbij overschreden moet worden opdat die dame daar toegang heeft.
    Kok, uit wiens boek 'Problemen en Eindspelen' ik citeerde, overleed dit jaar op 92-jarige leeftijd.
 
Wit geeft mat in drie 
Th. C. L. Kok, 1938 
Hij was een van de meest vruchtbare Nederlandse componisten, met zowel honderden problemen als eindspelen op zijn naam. Hij was een groot Bristol-liefhebber.
    In de claustrofobische stelling links faalt de Bristol-zet 1.Ta1 met de bedoeling Da2 mat op La5! 2.Dxa5 Ta8 en Wit komt te laat. Daarom begint Wit met 1.Lg4 Tegen de dreiging 2.Ld1 en 3.Lb3 mat heeft Zwart nu slechts één parade; 1...Tc7 Een Bristol-ruiming van Zwart; 2.Ld1 kan nu met Dd7+ beantwoord worden. Maar nu is ook Ld8 afgesloten, waardoor Zwarts Bristol tot effect heeft dat Wits Bristol alsnog werkt: 2.Ta1 en 3.Da2 mat.
 
 

Kok heeft ook wel artistiekere dingen gemaakt.
Wit speelt en wint  
Th. C. L. Kok, 1936

Wit staat drie pionnen voor, maar er zullen er twee verloren gaan, en dan houdt Zwart een remise-toreneindspel over. 1.Td8 Txh3+ (anders Td3) 2.Td3! Txd3+ 3.Kc2! (Niet 3.Kc4 Td1) Td6! Na Tc5 4.c8D Tc5+ 5.Dxc5+ Kxc5 6.Kc3 heeft Wit de oppositie en wint het pionneneindspel. Nu echter wint 4.c8D niet, want na Tc6+ 5.Dxc6+ Kxc6 heeft Zwart de (verre) oppositie, en Wit komt er niet meer door, bv. 6.Kb3 Kb5. Maar met 4.c8P+! wint Wit toch, want na Kc5 5.Pxd6 Kxd6 6.Kb3! heeft hij weer de oppositie.
 
 

© Tim Krabbé, 1999


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site