EN PASSANT

Een zeer bekende schaakpuzzel is deze uit 1957, van de Amerikaanse wiskundige, musicus, goochelaar, schaker en schrijver Raymond Smullyan.

In het diagram links is de witte koning van het bord gevallen - waar stond die, en wat waren de laatste drie halve zetten? Oplossing aan het eind van de rubriek.

Ik kom hierop door een lezer die een aftrekschaak had gegeven door een vijandelijk stuk van de schaaklijn weg te spelen, en die mij vroeg of dat bijzonder was. Het klinkt zelfs onmogelijk - je kunt andermans stuk toch alleen 'spelen' door het te slaan? Maar dan kan het geen aftrekschaak zijn. Toch kan het, met de en passant slag - naast de rokade de enige zet waarbij twee velden tegelijkertijd ontruimd worden. In partijen is dat zeldzaam, maar niet uniek. Er is zelfs een openingsvariant waarin het gebeurt: 1.e4 Pf6 2.e5 Pd5 3.d4 d6 4.Pf3 dxe5 5.Pxe5 Pd7 6.Pxf7 Kxf7 7.Dh5+ Ke6 8.c4 P5f6 9.d5+ Kd6 10.Lf4+ e5 en nu 11.dxe6+. Wit verwijdert Zwarts pion van de schaaklijn - een aftrekschaak waarmee drie, inplaats van de gebruikelijke twee stukken gemoeid zijn. Zou de witte dame op d1 staan, dan was het zelfs een uniek dubbelschaak, waarbij geen van de schaakgevende stukken speelde.

De horizontale versie van dit effect is nog grappiger.

Na f2-f4 in het diagram kan Zwart aftrekschaak geven door met gxf3+ twee stukken tegelijk van de schaaklijn weg te spelen. Pion b4 staat gepend, maar na c2-c4 doet zich het vreemde verschijnsel voor dat Wit die penningslijn onderbreekt zonder de penning op te heffen. (Beide effecten zijn in partijen voorgekomen.)


De en passant regel ontstond eind 15e eeuw, toen koffiehuis-schakers in Spanje de oude Arabische regels begonnen te veranderen. Bij die nieuwigheden hoorde de dubbele beginstap van de pion, èn de mogelijkheid om die te slaan alsof hij een enkele stap had gedaan. Zulke regels verschilden echter van land tot land, of zelfs van kroeg tot kroeg. Soms mocht de dubbele pionstap alleen tot er iets was geslagen, en tot 1890 was in Italië de en passant slag alleen toegestaan wanneer de dubbele stap een schaak had gedekt, zoals in die openingsvariant. Nog steeds kennen sommige beginnende schakers de hele regel niet. En simultaangevers maken er, als ze toch makkelijk kunnen winnen, soms geen gebruik van - midden in een simultaan spelregelles geven is zo'n gedoe.
    Omdat en passant slaan alleen mag meteen na de dubbele pionzet, berusten retrograde problemen daar vaak op - dan gaat het om het bewijs dat die pionzet de laatste zet was. Dat kan duizelingwekkend ingewikkeld zijn - een eenvoudig en elegant voorbeeld is Dawsons beroemde (op z'n kop staande) 'Kerstboom'.

Mat in 2
T.R. Dawson, 1914

Zwart moet d7-d5 of f7-f5 hebben gespeeld - beide pionnen kan Wit en passant slaan, met mat op de volgende zet. Echter: de witte pionnen hebben tien maal geslagen - alle ontbrekende zwarte stukken. Als Zwarts laatste zet d7-d5 was, dan moet Lc8 op zijn beginveld zijn geslagen, en dat kan een pion niet hebben gedaan. Dus was f7-f5 Zwarts laatste zet; er volgt 1.gxf6 en 2.f7 mat.
    Dawson wilde met dit probleem laten zien dat in een symmetrische stelling niet alleen de extra ruimte aan één kant of de rokaderegel voor een asymmetrische sleutelzet kan zorgen.

Oplossing Smullyan: de koning stond op c3. Eerder stond hij op b3, en had Wit een pion op c2, en Zwart een op b4. Er volgde toen: 1.c4 bxc3++ 2.Kxc3+

© Tim Krabbé, 2003


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site