GAMBIET

Ik schaakte een jaar, zat in de eerste klas van het Lyceum, en maakte bij Nederlands de blitz door te weten dat een componist niet alleen iemand was die muziekstukken maakte, maar ook iemand die schaakproblemen maakte. De leraar had daar echter nog nooit van gehoord, en het was onzin. Ook later heb ik gemerkt dat men het, buiten de schaakwereld, aanmatigend vond als ik zei dat ik wel eens een probleem of een studie componeerde. Misschien heeft de term inderdaad een aanmatigende oorsprong, maar 'componeren' is nu eenmaal het jargon, al zeker 150 jaar, in alle talen.
    Alle sektes moeten aanzien hoe de buitenwereld hun jargon minacht. Zoals in reclames het schaakbord konsekwent met een zwart veld aan de rechterhand ligt, zo wordt in schaakverslagen door niet-schakers een partij altijd een match genoemd, een match een toernooi, een toernooi een wedstrijd, en een wedstrijd een partij. Maar ook de schaakspelers noemen een probleem een studie, en een studie een probleem.

Wat weet de hoogste kenner van het Nederlandse woord, Van Dale, eigenlijk van schaken? Dat valt niet mee. Veel gewone schaakwoorden staan er niet in, of niet met hun schaakbetekenis: vork, loperpaar, slagzet, fianchetto, penning, rij (wel: lijn), zetplicht, (eindspel)studie, dubbelschaak, demonstratiebord, minorpromotie, hoofdvariant, dekken, vluchtveld, blokkade, tussenschaak, tussenzet, vesting, dameoffer (wel: torenoffer), analyse (wel: analysebord).
    En van de woorden die er wel in staan zijn er veel krom, onhandig, of onjuist gedefinieerd.
tempodwang: verplichting om te zetten (waardoor de gevolgen minder goed kunnen worden overzien), syn. zetdwang.
schaakblind: zo verdiept in een ingewikkelde situatie dat men een eenvoudige zet over het hoofd ziet.
schaakcomputer: computer met een programma met openingen, spelpatronen en reacties op zetten.
schaak: verplichte waarschuwing in het schaakspel als men de koning van de tegenpartij schaak zet
koningsstelling: stelling ter verdediging van de koning.
tempo: relatieve vordering per zet.
schaakprobleem: (al dan niet) geconstrueerde schaakstelling die in een gegeven aantal zetten moet kunnen worden opgelost.
stukoffer: het offeren van een schaakstuk teneinde een groter voordeel te verwerven.
promoveren: (een schaakpion) bij het bereiken van de achterste lijn wisselen voor een dame, toren, loper of paard.
stikmat: positie in het schaakspel waarbij de koning alle vluchtvelden door eigen stukken worden ontnomen, zodat hij 'verstikt' (ook als predikaatsnomen); door die vergissing kwam hij stikmat te staan

Ik begrijp best dat niet iedere samenstelling, afleiding of jargon-woord in een woordenboek kan staan, maar het zoveel minder geletterde wielrennen komt er in de Van Dale veel beter af. Vrijwel alles wat ik opzocht stond er in (massaspurt, banddikte, blad, mes, waaier, lossen, vals plat, plat vallen), en altijd goed omschreven.

Gambiet is volgens Van Dale: schaakzet waardoor reeds bij de opening één of meer pionnen opgeofferd worden, ten einde een kansrijke aanval te kunnen opzetten. Een krukkige omschrijving, maar vreemder is dat Van Dale naar een Arabische herkomst verwijst. In Van Dale's Etymologisch Woordenboek wordt nader uitgelegd dat 'gambiet' van het Arabische werkwoord janaba komt, dat weghouden of afwenden betekent. Raadselachtig dat dat woord die schaakbetekenis zou hebben gekregen, en lang niet zo aannemelijk als de etymologie die in alle schaakencyclopedieën wordt gegeven, namelijk dat gambiet van 'been' komt; gamba in het Italiaans, jambe in het Frans, (en ham in het Engels en Nederlands). Gambetta kreeg in het middeleeuwse worstelen de betekenis 'beentje lichten', en later meer algemeen: 'een val zetten.' In die zin werd het in 1562 voor het eerst door een schaakschrijver gebruikt, toen Ruy Lopez de zet 3.Pxe5 in de Damiano Verdediging (1.e4 e5 2.Pf3 f6?) zo noemde. (De arme Damiano leeft alleen voort door die zet f6?, terwijl het een zet was waartegen hij waarschuwde.)
    Natuurlijk komt dat Damiano Gambiet nooit in serieuze partijen voor, maar de enige keer dat het wel gebeurde, tussen twee grootmeesters van hun tijd, werd het ook een beroemde partij.

Schiffers - Tchigorin, St. Petersburg 1897, 14e matchpartij
1.e4 e5 2.Pf3 f6 Balorigheid, of misschien zelfs dronkenschap. Zwart wist hem soms goed te raken. 3.Pxe5 De7 4.Pf3 d5 5.d3 dxe4 6.dxe4 Dxe4+ 7.Le2 Pc6 8.O-O Ld7 9.Pc3 Dg6 10.Pe5 Pxe5 11.Lh5 O-O-O 12.Lxg6 hxg6 13.De2 Ld6 14.Pe4? (Lf4 wint.) 14...Pf3+ Wit kan nu net zo goed meteen remise toelaten met Dxf3 Lxh2+ enz. 15.gxf3 Lxh2+ 16.Kg2 Lh3+ 17.Kh1 Le5 18.Kg1 Lh2+ 19.Kh1 Le5 20.De1? Verliest zelfs; Wit moest weer Kg1 doen. 20...Lg4+ 21.Kg1 Lxf3 22.Pg3 Pe7 Met een dreiging waar niets meer tegen te beginnen is. 23.De3 Lc6 24.Dxa7 (zie diagram) 
    24...b6? Maar Zwart had het zelf ook niet gezien! Hij kon winnen met 24...Th1+! 25.Pxh1 Lh2+ 26.Kxh2 Th8+ 27.Kg3 Pf5+ 28.Kf4 Th4 mat. 25.Le3 Pf5? Nu kon het weer. 26.f4 Pxg3 27.fxe5 Th1+ 28.Kf2 Th2+ 29.Kxg3 Tdh8 30.Da6+ Kb8 31.Lxb6 Tg2+ 32.Kf4 Th4+ 33.Ke3 Th3+ 34.Kf4 Th4+ Remise. Wit had blijkbaar geen puf meer voor 35.Ke3 Th3+ 36.Kd4 Th4+ 37.Kc3 en wint.

Dat ik voor dit stukje niet gewacht heb op de aanstaande nieuwe Van Dale, maar de twaalfde uitgave (1992) heb gebruikt, doet aan mijn argument niets af: zo werd schaken op zeker moment behandeld. Het kan altijd beter.

© Tim Krabbé, 1999


Bovenkant pagina | Index AD Magazine schaakrubrieken | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site