LOYDS MOOISTE VERGISSING

Bij alles waarmee de geniale Amerikaanse probleemcomponist Sam Loyd (1841 - 1911) het schaken heeft verrijkt, is ook de uitvinding van het helpmat. Wit en Zwart helpen elkaar daarin om tot een mat te komen, zoals in het snelst mogelijke mat vanuit de beginstelling, het Narrenmat (1.f3 e5 2.g4 Dh4 mat). Al in 1616 noemde Gustavus Selenus dit mat, dat in een normale partij nauwelijks kan voorkomen. In Klip - Bottema, Dieren 1990, (1.e4 f6 2.d4 g5 3.Dh5 mat) gebeurde dat wel, maar toen wàs het een helpmat: Bottema had er een nederlaag voor over om naar een concert van Madonna te kunnen gaan, maar als hij de partij zonder spelen opgaf zou die niet als winst voor Klip tellen, waardoor die een meesterresultaat zou mislopen.
    Een recent boek, Early Helpmates van Hilmar Ebert en Hans Gruber, gaat over de geboorte van het helpmat. De eerste die het idee formuleerde (en Duits-zangerig Mattzusammenstellung noemde), was in 1854 Max Lange, maar het eerste echte helpmat werd in 1860 in de Chess Monthly gepubliceerd door de toen 19-jarige Sam Loyd. Er was iets zeer bijzonders mee aan de hand.

Helpmat in 3
Sam Loyd, 1860
Loyd deed het probleem vergezeld gaan van een merkwaardig verhaal, 'De zonde van de nonnen' dat ná Freud niemand meer zo argeloos zou durven opschrijven. Schaakminnend nonnetje in klooster wordt verliefd, eet door jongeling aangeboden appel, gaat plotseling slecht schaken, laat een ander nonnetje, haar vaste tegenstandster, ook een appel eten, en nu gaan ze samen een mat fabriceren, het helpmat dat de oplossing is van Loyd's probleem.
    Bij zijn primeur introduceerde Loyd ook een conventie die pas later algemeen werd geaccepteerd: Zwart begint in helpmats. Wat hij de nonnetjes wilde laten vinden was: 1.Lf3 Kc4 2.Ke4 Td8 3.Df5 Td4 mat - een mooi epaulettenmat. Een klein smetje is dat Wits eerste zet ook Kc3 kan zijn - maar er was iets veel ergers aan de hand: het probleem bevatte wat de beroemdste en fraaiste nevenoplossing uit de probleemgeschiedenis zou worden. Het mat kon namelijk ook volkomen anders, en veel fraaier worden bereikt met: 1.Kf6 Ta8 2.Kg7 Lb8 3.Kh8 Le5 mat. Dat was het toen nog kersverse Indische motief: de 'kritische' zet Ta8, gevolgd door de afsluiting met Lb8, en mat door dubbelschaak van die twee stukken.
    Dat dit niet Loyds bedoeling was, blijkt uit de aanwezigheid van Lh2, die twee wèl geziene nevenoplossingen moet voorkomen; 1.Ld5 Tg4 2.Le6 Lh6 3.Dg6 Tf4 mat en het andere epaulettenmat 1.Lf3 Lg5 2.Lg4 Te8 3.Dg6 Te5 mat. Het schijnt dat Loyd zèlf die Indische kraking heeft ontdekt - in elk geval heeft hij zijn probleem daarna zonder de Lg2 gepubliceerd. Vreemd genoeg met nog wèl de Lh2 erbij - die nu niet meer nodig was tegen nevenoplosingen, maar die ook geen rol speelt in wat nu het hoofdidee was.

Wellicht het fraaiste helpmat, door het Nederlandse Probleemblad uitgeroepen tot 'Helpmat van het millennium', is dit:

Helpmat in 2
H. Forsberg, 1935
a) diagram; b) Ta6; c) La6; d) Pa6; e) pa6
Een 'vijfling'; vijfmaal wordt een fraai en 'rein' mat bereikt door een unieke serie zetten:
a) 1.Df6 Pc5 2.Db2 Ta4 mat
b) 1.Tb6 Tb1 2.Tb3 Ta1 mat
c) 1.Lc4 Pe1 2.La2 Pc2 mat
d) 1.Pc5 Pc1 2.Pa4 Tb3 mat
e) 1.a5 Tb3+ 2.Ka4 Pc5 mat

© Tim Krabbé, 2002


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site