DE MAN DIE DE BABSON TASK MAAKTE

'We gaan naar God,' zeggen Rick en ik tegen elkaar, 'zometeen zien we God.' Vermetele woorden in een vliegtuig dat boven Tatarstan vliegt, onderweg naar een bestemming die het reisburo ons had afgeraden, want 'Kazan is een gevaarlijke stad.' Hoezo, gevaarlijk. 'Er is een klant van ons vermoord.'
    Onder Gods hoede zal ons dat niet zo gauw gebeuren, maar zal hij er zijn? Hij heeft al maanden niets meer laten horen. Hij zou verhuizen maar de telefoon was nog niet aangesloten; emails en brieven, zelfs in Cyrillisch, bleven onbeantwoord. En àls we hem zien - zal hij dan onze droom vervullen, en vertellen hoe hij twintig jaar geleden God is geworden door iets te maken wat volgens hemzelf honderd miljoen dollar waard is, maar waar hij nog nooit een cent aan heeft verdiend?
    We willen met hem praten over het geniaalste schaakprobleem aller tijden - zijn Babson Task.

Leonid Vladimirovitsj Jarosj is er. Hij staat achter in de aankomsthal: een smalle man, leren jasje, spijkerbroek, bruine snor. Hij glundert, net als wij; dit is het soort ontmoeting waarbij beiden meteen weten dat zij het zijn. Voor de zekerheid steekt hij een schaakblaadje omhoog, en ik haal vlug ook een schaakblad uit mijn tas om terug te groeten: het maartnummer van 1983 van Schaken in de Sovjet Unie, waar zijn probleem voor het eerst in stond. Hij lijkt nog op de foto van toen - een jongen van 25 in ruitjeshemd, met brandende ogen en een zwarte snor.
    Zodra we door de bagagecontrole zijn, en elkaar op de schouders kunnen slaan, is duidelijk dat wij geen meneren zijn, maar Leonid, Tim en Rick; vrienden. Hij heeft alles geregeld: een student die Engels spreekt, een autootje-met-chauffeur dat buiten in de sneeuw op ons wacht.
      In Kazan wijst hij uit de verte zijn nieuwe huis al aan; een flatgebouw op een donker sneeuwveld. Dat heeft hij aan mij te danken, zegt hij - het is hem toegewezen vanwege zijn verdiensten met de Babson Task, 'en die is door jou in de hele wereld bekend geworden.'
    Een toegangscode, een donker trappenhuis, een met de buurvrouw gedeelde ijzeren deur, en we worden begroet door Nadezhda, en door een aanbiddelijk poppetje dat zegt: 'My name is Masha.' Ze is bijna zeven, hun enige kind. Er staat een feestdis klaar, met champagne, taart, augurken van de eigen datsja, maar eerst neemt Leonid ons mee naar een klein kamertje. Op zijn schildersezel staat een demonstratiebord met een stelling - een nieuwe Babson Task, die hij aan mij zal opdragen.
    Naar een stelling als deze is een eeuw lang vergeefs gezocht.

Het is weldadig moeilijk om zelfs maar aan schakers uit te leggen wat het grootse van de Babson Task is. Een schaakprobleem is een puzzel, maar vooral is het een kunstwerk waarin iets bijzonders gebeurt dat in een partij nooit zou kunnen gebeuren. Een pion die aan de overkant van het bord komt, promoveert in een partij vrijwel altijd tot dame. Dat promotie tot paard in een uitzonderingsgeval beter kan zijn, werd pas rond 1750, toen de huidige schaakregels al 250 jaar bestonden, in een probleem getoond. Het duurde nog eens honderd jaar voor er stellingen bedacht waren waarin promotie tot loper en tot toren het best was.
    Omdat de mens een recordverbeterende soort is, rees de vraag of er ook een probleem kon bestaan waarin die vier promoties verenigd waren - waarin een witte pion, afhankelijk van een zet van Zwart, tot dame, toren, loper, dan wel paard moest promoveren. Pas in 1905 plantte de Deen Höeg 'zijn vlag op deze Noordpool der pionpromotie,' zoals een kenner schreef. Maar al daarvoor, in 1884, was de Amerikaan Babson op de adembenemende gedachte gekomen om deze heksentoer te kwadrateren - om de zetten van Zwart, die telkens een andere promotie van Wit afdwongen, zijn vier promoties te laten zijn. Haalde Zwart een dame, dan moest Wit het doel alleen kunnen bereiken door ook een dame te halen; indien een toren, dan een toren; loper loper; paard paard. De Babson Task was geboren - overigens dacht Babson aan een zelfmat, een probleemsoort waarin zulke dingen veel makkelijker te motiveren zijn.
    In 1926 maakte een andere Amerikaan, Bettmann, als eerste zo'n zelfmat-Babson Task - nog steeds een beroemd probleem. Dat de Babson Task als gewoon, orthodox probleem niet kon bestaan, daar waren de groten uit de probleemwereld het over eens - dat was teveel gevraagd van het menselijk vernuft, zo niet van de schaakstukken zelf.
    De faam van de Babson Task als Heilige Graal van het schaken werd voorgoed gevestigd door een Parijzenaar, Pierre Drumare, die het ondanks alle waarschuwingen toch probeerde, tweeëntwintig jaar lang, vier uur per dag. Onder de titel 'Zoektocht naar het onmogelijke' deed hij daar soms verslag van, tot hij ten slotte in 1982 moest schrijven: 'Na tweeëntwintig jaar van uitputtende arbeid, weet ik nu zeker dat de Babson Task nooit in een orthodox probleem zal worden gerealiseerd.' Het 'gif van de Babson Task' had hem aan de rand van de waanzin gebracht, en nu stopte hij ermee. De benaderingen die hij had gepubliceerd waren lelijk en belachelijk, maar al was zijn gebrek aan talent onmiskenbaar - zijn lijdensweg werd gezien als bewijs dat het niet kòn.
    Toen was daar ineens dat Sovjet-schaakblad waarmee ik negentien jaar later in de aankomsthal in Kazan zou staan zwaaien. Een volkomen onbekende, de 25-jarige 'voetbaltrainer en directeur van een schaakclub' Leonid Jarosj uit Kazan, had de orthodoxe Babson Task gemaakt. Alles klopte, en het was schitterend. Hij had niet alleen een piramide opgetild; hij liet die op zijn vingertop ronddraaien.

Leonid is in 1957 geboren in een dorp in de Oekraïne. Hij hield altijd veel van sport, en hij schaakte met zijn vader. Samen losten ze problemen op uit de krant; het leek hem leuk om ooit zelf problemen te componeren.
    Na zijn militaire dienst - hij werd tank-commandant - bleef hij in Kazan hangen, ook omdat hij daar Nadezhda had ontmoet. Ze trouwden in 1979. Aan de sportacademie behaalde hij een bevoegdheid als voetbalinstructeur, maar die heeft hij nooit gebruikt - hij wilde schaken. Omdat er in Kazan, anders dan in andere Sovjet-steden, geen schaakpaleis was, bood hij de autoriteiten zijn diensten aan om er een op te zetten. Hij werd serieus genomen, en kreeg de beschikking over een pand.
    In diezelfde tijd viel hij bij probleem-oploswedstrijden op aan Stanislav en Aidar Galiakberov, een vader en zoon die een prominente rol speelden in de bloeiende Kazaanse problemistenwereld. Ze nodigden hem uit om eens langs te komen, en moedigden hem aan om zelf te gaan componeren. Bij een van die bezoeken, in de herfst van 1981, pakte Leonid een probleemboekje uit de kast. Zijn oog viel op de zelfmat-Babson Task van Bettmann, en op wat daarbij stond: dat een orthodoxe Babson Task nog aan niemand was gelukt. Voor de grap zei de jonge Galiakberov toen: 'Als je nog wat tijd over hebt, dan is dat misschien wat voor jou.'
    Niemand had gedacht dat de absolute beginner Leonid, die één probleem had gepubliceerd, het nog zou proberen ook. Maar hij had altijd van

Leonid voor het Dom Task Babsona
spelletjes en sport gehouden, dus zoiets record-achtigs als de Babson Task sprak hem wel aan. Hoe onervaren hij ook was, hij ging weloverwogen te werk. Hij begon niet meteen met bord en stukken, maar zocht eerst in alle schaakliteratuur die hij in Kazan te pakken kon krijgen, naar problemen waarin pionnen promoveerden, om alle mogelijke motivaties te leren kennen. Tot zijn geluk, zeggen de Galiakberovs nu, kwam hij niets van Drumare tegen, dat zou hem alleen maar op het verkeerde spoor hebben gezet. Toen hij echt begon te componeren, zo'n vier tot acht uur per dag, inspireerde het hem dat het schaakpaleis dat hij nu inrichtte, en waar hij al met Nadezhda woonde, een echt Dom Task Babsona was: een torentje ervan leek op een schaaktoren, de vaan van een windwijzer op een loper, een andere vaan op een pion. En het was gebouwd in 1884; het jaar waarin Babson zijn Task had bedacht.
    Die winter 1981 - 1982 was erg koud. Verwarming had het Babson Task-huis nog niet, en wanneer Leonid na een dag hard klussen 's avonds eindelijk aan de Babson Task toekwam, was er soms geen licht. Hij was nog te onervaren om blind te kunnen componeren; hij moest zijn magnetische schaakportefeuille voor zich hebben. Maar vaak kwamen er vrienden langs, die zeiden: 'Wij breken dat vloertje wel voor je uit, wij schilderen dat muurtje wel, ga jij maar verder met je Babson Task.'
    Iedereen wist dat hij daarmee bezig was, maar stellingen liet hij niet zien; het verlangen naar de verbazing die hij zou verwekken, gaf hem kracht. Hij genoot van het componeren - hij wist dat het hem misschien niet zou lukken, dat het misschien helemaal niet kòn, maar het hoefde ook niet te lukken. Soms was hij bang dat iemand hem vóór zou zijn, maar dan zou hij tenminste weten hoe een Babson Task eruit zag.
    De hoop van Rick en mij dat er nu een archief tevoorschijn zal komen waarin, gestempeld diagrammetje na gestempeld diagrammetje, de stukken hun plaatsen in het onsterfelijke probleem zullen vinden, gaat niet in vervulling - hij heeft toen niets opgeschreven. Een paar stellingen, moleculen van zijn gedachtengang, weet hij nog, die laat hij zien. Even heeft hij, zoals hij later ontdekte, het soort monsterlijke stukkenknoedels overwogen waar Drumare het mee probeerde - in dat donkere woud waar Drumare en hij, zonder het van elkaar te weten, dwaalden en naar de Babson Task zochten, hadden ze dus hetzelfde pad bewandeld. Jammer dat ze elkaar niet waren tegengekomen, ze hadden even kunnen gaan zitten en een pijpje roken, over de Babson Task praten. Leonid was soms wel eenzaam en moedeloos geweest in dat woud, maar tenslotte had hij licht gezien, een breder pad gevonden, een open plek, de Babson Task.
    Laat op een avond in de tweede winter in het Babson-huis, dat nu een schaakpaleis was, vond hij het beslissende detail dat zijn Babson Task kloppend maakte; zag hij dat de stelling op zijn schaakportefeuille de zolang gezochte stelling was. Het was hem gelukt. Buiten lag sneeuw, maar het was alsof die voor zijn ogen smolt. Een onbeschrijflijk gevoel van geluk en van opluchting kwam over hem, vermengd met een verdriet dat de heerlijke zoektocht nu voorbij was.
    Toen zijn probleem in Sjachmatji v SSSR verscheen, was hij op slag wereldberoemd - in de wereld van het schaakprobleem, maar die is zo wijd als de wereld zelf, alleen wat dunner bevolkt. Zijn Babson Task was het 'Probleem van de Eeuw'; 'een sprookjesachtige diamant'; 'van een eeuwige schittering'; 'onsterfelijk'. Men wist niet wat nog verbazender was: het probleem zelf, of het feit dat Jarosj een beginner was. Drumare schreef hem dat hij een genie was, en dat hijzelf gelukkig was voor de Kunst van het Schaakprobleem. Dat meende hij, denkt Leonid, maar ik denk dat Drumare liever uit het raam was gesprongen toen hij zag dat iemand fluitend voor elkaar had gekregen waar hij tweeëntwintig jaar van zijn leven aan had vergooid.
    Maar in alles wat Leonid zegt over zijn tragische voorganger, klinkt respect - een genie kan zich nu eenmaal veroorloven de talentloosheid van een ander niet te zien. Drumare, die allang dood is, is de man die hij het meest betreurt nooit te hebben ontmoet. Ze hebben toen een tijdje gecorrespondeerd, en met gebruikmaking van Leonids ideeën lukte het Drumare alsnog een eigen Babson Task te maken - waarin hij alles wat bij Leonid elegant was, had omgetoverd tot iets lomps.
    Leonid bleef verbazen. Zijn eerste Babson Task had een paar schoonheidsfoutjes - die werkte hij een paar maanden later weg in een nog veel mooiere versie. Weer een paar maanden later publiceerde hij een geheel nieuwe Babson Task, vol briljante ideeën die hij in de eerste niet had kwijtgekund. Hij droeg dit probleem op aan Drumare.
De man die de Babson Task wilde maken     Het verhaal van de beginner die de Heilige Graal van het schaken had gevonden, drong door tot buiten de wereld van het schaakprobleem. Ik schreef er vaak over, zowel in het Nederlands als in het Engels en in 1986 wijdde ik er een heel boekje aan; De man die de Babson Task wilde maken. Ik correspondeerde even met Drumare, maar heb toen niet geprobeerd Jarosj te vinden. Misschien was het me te ver weg, of leek het Russisch me een te grote hindernis, of vond ik dat de wonderman uit Kazan beter een mythe kon blijven.
    Na 1984 kwamen er ook Babson Tasks van anderen - nu Jarosj had laten zien hoe het moest, was hij niet meer de enige die het kon. In 1986 maakte hij zelf nog een derde Babson Task, maar die zou ik pas veel later zien. Na 1988 werd het stil rond de Babson Task en Leonid Jarosj.

In 1999 kreeg ik via internet contact met Rick, een in Ierland wonende Nederlander die het verhaal van Jarosj vanaf het begin had gevolgd. Toen hij voor zijn werk uitgerekend een paar dagen naar Kazan moest, zou hij proberen God, zoals hij hem consequent noemde, op te sporen. Hij fantaseerde dat Jarosj hem op het vliegveld zou opwachten en zou zeggen: 'Komt u mee, dan laat ik u mijn nieuwste Babson Task zien,' maar in werkelijkheid stonden er te veel Jarosjen in het telefoonboek, en had hij te weinig tijd.
    Maar het gevoel zo dichtbij te zijn geweest liet hem niet los, en terug in Dublin kreeg hij alsnog Jarosj' telefoonnummer te pakken. Hij belde meteen, riep Task Babsona en begreep uit de reacties dat hij de speld in de hooiberg had gevonden. 'Maar de speld spreekt alleen Russisch,' mailde hij. Daarom stelde hij voor een conference call te houden tussen Kazan, Amsterdam, Dublin en Houston, Texas, waar een vriendin van hem woonde die zou tolken - dan zou ik God kunnen interviewen.
    Ik was zenuwachtig als voor een eerste afspraakje. Heel helder klonk Jarosj' stem uit het verre Kazan, eerst een beetje wantrouwig, maar al vlug enthousiast en goedlachs. Het was ondertussen tot mij doorgedrongen dat ik natuurlijk naar hem toe moest - als ik één held had die ik de hand wilde schudden, met wie ik op de foto wilde, dan was hij dat. Hij was zeer vereerd, en we maakten een voorlopige afspraak. Maar in de correspondentie daarna, misschien omdat ik zo ijdel was om te zeggen dat er een boek van mij in Amerika verfilmd was, leek de toon te veranderen. Er was nu sprake van 'commerciële onderhandelingen' die we moesten voeren over een manuscript getiteld Het achtste Wonder van de Wereld dat hij had klaarliggen; hij zocht een producer voor een toernee met een amusements-show rond de Babson Task. Aan een Russische vriend die een keer voor me belde, vroeg hij of het klopte dat ik een vermogend man was. Die vriend heeft mij toen, zoals het een goede vriend betaamt, afgeschilderd als een arme sloeber - maar misschien was het ook wel onvermijdelijk dat Jarosj iemand die naar Kazan wilde komen, alleen om over een schaakprobleem te praten, zou zien als een excentrieke miljonair die met dollars kwam strooien.
    Om iets heel anders moest ik de reis ineens afzeggen, maar toen wat later Jarosj' eigen website, The creative workshop of Leonid V. Yarosh de lucht in ging, was ik daar niet meer zo rouwig om. Overal op die site noemde hij zich 'wereldkampioen', en op een prijslijst Creatieve Super Diensten was het tarief voor een lezing van drie kwartier tienduizend dollar, en bedroeg de 'geraamde waarde' van zijn Babson Task honderd miljoen dollar.
    Natuurlijk kwamen zulke bedragen hem ruimschoots toe voor zijn geniale schepping, ik zou de laatste zijn om het te ontkennen; maar die dollartekens in zijn ogen waar ik alleen Babson Tasks had, die zakelijke onderhandelingen waar ik als zijn bewonderaar en profeet had willen komen, die maakten dat ik niet zo'n zin meer had om naar Kazan te gaan.
    Maar Rick zette door. En hij wilde mee.

Babson Task, getekend door Leonid Jarosj Leonid loopt geen bedelaar voorbij zonder iets te geven. Als ik nies moet ik zijn pet op, en die mag ik niet meer teruggeven. De schilderijen op zijn prijslijst kosten kapitalen, maar als ik hem vraag het diagram van zijn eerste Babson Task voor mij te tekenen, doet hij dat meteen, spiekend in mijn boekje. Ik kan geen boek in zijn huis aanwijzen of ik krijg het. 'Leonid, dat ga ik ook bij jou doen, als je een keer in Amsterdam komt.' - 'Mooi, dan zullen we ons thuisvoelen in elkaars huis, want dan hebben we onze eigen boeken om ons heen.'
    Als we het hem niet hadden belet, dan had hij kapitalen aan ons uitgegeven. Dat autootje waarmee hij ons afhaalde en in Kazan rondreed, dat is al geregeld, daar is niets meer aan te doen, en pas na uitgebreid smeken mogen wij de tolk betalen. Al zijn tijd is voor ons. In de mooie en gezellige stad, waar nog een dik pak sneeuw ligt, laat hij ons het Kremlin zien, de ijsvissers op de Kazanka, de straattekenaars die hem als collega begroeten, zijn schaakpaleizen. In het Babson huis, waar nu het Nationaal Museum voor de Poëzie van Tatarstan is, gaan we op de foto, elkaar de hand schuddend in het vertrek waar hij de Babson Task heeft gemaakt. Het huidige schaakpaleis, ook door hem ingericht, is een jongensdroom: een kast van drie verdiepingen, met eindeloze zalen vol schaaktafels, een pingpong-kelder, een computerzaal, dam- en go-afdelingen. Overal zijn altijd lessen, toernooitjes, gewone partijtjes aan de gang. Het is het grootste schaakpaleis van Rusland, zegt Leonid - dus van de wereld, zeg ik. Ook hier heeft hij gewoond, en is hij directeur geweest. Een goede baan, maar hij is er allang mee gestopt: de administratieve rompslomp kostte hem te veel tijd die hij liever aan zijn schaakproblemen besteedde.
    Hij laat trots een encyclopedie zien waar hij in staat, vertelt dat hij in 1996 werd uitgeroepen tot een van de Tien Sportlieden van de Eeuw van Tatarstan, maar beroemd... als de gewone schakers in Kazan hem kennen, dan als de man van de schaakpaleizen, niet als componist van de Babson Task. Toen Anatoly Karpov hier vorig jaar was, en van de President van Tatarstan te horen kreeg: 'Wij hebben hier ook een wereldkampioen, zijn naam is Leonid Jarosj,' had Karpov nooit van hem gehoord. 'Karpov weet niets van schaken,' roepen wij, 'je dacht toch niet dat wij voor Karpov zo'n reis hadden gemaakt? Die is over duizend jaar vergeten en jij zult altijd voortleven.' - 'Welnee, ik ben maar een druppeltje in de zee.'
    Het zijn de sympatiekste goden die niet weten dat ze het zijn, maar dan proberen we het wel bij Masja. 'Masja, weet jij dat je vader bekend is in de hele wereld?' - 'Da,' zegt ze, en ze kijkt trots naar hem op.
    Het achtste Wonder van de Wereld komt tevoorschijn, het manuscript waar onze commerciële onderhandelingen over hadden moeten gaan. Driehonderd bladzijden, zeshonderd gestempelde diagrammen, keurig uitgetypte oplossingen - de neerslag van zijn voorbereiding tot de Babson Task. Maar, vreemd genoeg, geen Babson Task. Wat vind ik er van? Zullen we er als co-auteurs aan werken? De tragiek ontgaat me niet: hij krijgt dit boek niet uitgegeven, terwijl het in de Sovjet tijd allang in tienduizenden exemplaren gedrukt zou zijn. Hij denkt met weemoed terug aan die tijd, net als zijn vrienden, als iedereen die hij kent. De Babson Task was een product van het Sovjet systeem; er was toen tijd voor zulke dingen, je bestaan was toch wel verzekerd. Nu moet er gewerkt worden.
    Ik kan alleen maar zeggen dat een dik boek als dit over schaakproblemen bijna onuitgeefbaar is, in het Westen zo goed als hier - zelfs een boek van hem over de Babson Task zou niets opbrengen.
    Hij knikt, hij begrijpt het - je begint ook alleen aan iets als de Babson Task als je niet om geld geeft. Hij schenkt me het manuscript, het valt niet te weigeren. Ik moet er maar mee doen wat me goeddunkt.
    'Leonid, als er geen geld in de Babson Task zit, waarom vraag je dan zulke hoge bedragen op je website?'
    Het brengt hem een beetje in verlegenheid, lijkt het. Of misschien is dit het moment waarop hij beseft te hebben gedroomd. Die honderd miljoen dollar, die tienduizend, hij heeft natuurlijk nooit echt gedacht zulke bedragen te krijgen, die waren vooral symbolisch bedoeld, om overheid en sponsors te laten zien welk ontzag de Babson Task verdient. Een schaakprobleem dat honderd miljoen dollar waard is, dat is toch propaganda voor het schaken, voor de probleemkunst?
    Maar een soort intellectuele show rond de Babson Task, wat denk ik daar van, zou dat haalbaar zijn? Er zouden ook beroemde acteurs aan mee kunnen doen, er zouden oploswedstrijden zijn, het zou een echte amusementsshow over schaken zijn. Ik zie dat hij het voor zich ziet, en ik zie het ook: goochelaars, leeuwentemmers, filmsterren, dichters, vuurvreters, en hij in het midden met zijn wonderschaakprobleem.
    Maar je weet het maar nooit met deze dromer, die ook een doener is.

Zijn beroep is nu schilder, een talent dat hij pas een jaar geleden in zichzelf heeft ontdekt, maar opdrachten heeft hij momenteel niet. Nadezhda zorgt voor het inkomen, als ingenieur op een televisie-fabriek - voor ons bezoek heeft ze vakantiedagen opgenomen. Op een gewone dag staat Leonid om 6 uur op, doet zijn joga-oefeningen, en brengt Masja naar school. Hij doet klusjes in huis, gaat op vrijdag en zondag voetballen met zijn vrienden, pingpongt vaak een uurtje in het schaakpaleis, haalt Masja weer, en schildert tot het donker wordt. 's Avonds werkt hij aan zijn schaakproblemen. Schaken is zijn leven.
    Hij laat me de multomap zien waarin hij zijn gepubliceerde problemen en schema's voor nieuwe bewaart - diagram, oplossing, onderscheidingen, plaats en datum van publicatie. Precies zo'n mapje had ik ook toen ik problemen maakte, maar hier kijk je bij het omslaan van een blaadje ineens naar het Diagram van de Eeuw.
    Zonder terughouding laat Leonid mij door deze schatkamer bladeren, schema's overschrijven. Misschien worden het Babsons van ons samen, of van mij alleen, hij laat het aan mij over.
    Maar terwijl ik door die map blader, dringt tot me door dat er met Leonid hetzelfde is gebeurd als met Drumare. In 1981 kwam de Babson Task in zijn leven, en nu, in 2002, is hij er nog iedere dag mee bezig.
    Hij weet het, hij zal er nooit meer van loskomen. Maar deze verslaving is ook zijn levensvervulling, en daarin verschilt hij niet van schrijvers en schilders, die ook hun geliefde thema's hebben. Toen hij zijn eerste Babson Task had gemaakt, voelde hij zich als een vrouw die het leven heeft geschonken aan een kind. De verrukkingen van die zwangerschap, maar ook de pijn ervan, wilde hij opnieuw beleven. Hij kon zich niet meer op iets anders richten, het is een liefde voor altijd. 'Dit deel van mijn lichaam heeft nog veel werk te doen,' zegt hij, wijzend op zijn hoofd.
    Maar nu beleeft hij de dagen van zijn leven, en wij zijn vrienden voor het leven. We moeten allemaal samen gaan wonen in het schaakpaleis in Kazan, er is ruimte genoeg, hij, Nadezhda, Masja, Rick en ik, onze vrouwen en kinderen, onze tolk, en we zullen het de Babson Kamers noemen. Hij voelde dat al toen we de eerste keer belden; heel lang heeft hij toen aan niets anders kunnen denken. Hij had zich erg verheugd op mijn bezoek, en was erg verdrietig geweest toen het niet doorging. Hij brengt een laatste dronk uit: 'Het is avond, maar het komt mij voor dat buiten de zon heel helder schijnt, de zon van het geluk dat jullie hier zijn. Morgen moeten jullie weer weggaan en dat is heel erg, maar we zullen elkaar in Amsterdam weer ontmoeten, al moet ik erheen lopen of skiën.'
    Hij brengt ons weg zoals iedere avond, maar nu houdt hij ons staande op het pad door het sneeuwveld voor zijn huis. Hij wijst naar zijn flatgebouw, naar één van de nog verlichte ramen, en zegt: 'Dom Leonid, Tim i Rick.'  

Dom Leonoid, Tim i Rick

© Tim Krabbé, 2002
Foto's: Rick Goetzee.

Zie ook op deze site:

Een flamingo wegwerken
Hoe de Babson Task orthodox werd
De prijs van God (1)
De prijs van God (2)
The Babson Task

En de foto's in groter formaat:

Een nieuwe Babson Task
Dame dame, toren toren, loper loper, paard paard
Het allereerste begin
Een stelling van Drumare
Leonid en Rick
Dom Task Babsona
In de Babson Kamer
Ulica Baumann - herdenkingsplakette op het huis waar Nezhmetdinov heeft gewoond
Leonid, Tim, boek
Een blaadje in de multomap van Leonid V. Jarosj
Dom Leonid, Tim i Rick


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site