DE LAATSTE VAN HET TEAM

Bij heel oude nieuwsbeelden met mensenmassa's, bijvoorbeeld van rond de Eerste Wereldoorlog, denk ik altijd: Al die mensen zijn nu dood. Zoiets dacht ik ook bij het bericht dat de Friese schaakmeester Haije Kramer in juli op 86-jarige leeftijd was overleden. Hij was voor mij een van de Grote Onbereikbaren van het Nederlandse schaak, want toen ik elf was en getroffen werd door de blikseminslag die betekende dat ik altijd van schaken zou houden, was hij een van de leden van het Nederlandse team dat speelde op de schaakolympiade in Amsterdam - die vandaag precies 50 jaar geleden begon. Het was een mooi jaar voor mijn sportliefdes, want een paar maanden eerder was de Tour de France ook al in Amsterdam van start gegaan.
    Dat hele Olympiade-team is nu dood. Ze zijn zo'n beetje in volgorde van speelkracht verdwenen: Euwe (toen 53); Donner (27), Cortlever (39), Van Scheltinga (40), Prins (41; die is woest op mij om deze plaats aan het posthume voorlaatste bord) en ten slotte Kramer die toen 36 was.
    Kramer, een rustige Fries, speelde jarenlang in het Nederlands kampioenschap en in het Olympiadeteam, en in het correspondentieschaak was hij grootmeester. Hij schreef zestig jaar lang onafgebroken de schaakrubriek in de Leeuwarder Courant en ook enkele boeken, waaronder één van de eerste over Fischer, en een legendarische serie over het Middenspel - in naam samen met Euwe, maar in werkelijkheid alleen. Hij kon verrassend en verfrissend pedant uit de hoek komen, zoals over lopers die 'velden van verschillende kleur beheersen. Gewoonlijk pleegt men dat kortweg aan te duiden met ongelijke lopers, of lopers van ongelijke kleur, ondanks het feit dat deze uitdrukkingen taalkundig bezien onjuist zijn (de ongelijke kleur slaat nl. niet op de kleur van de lopers, die vanzelfsprekend ongelijk zijn, maar op de velden, die door de lopers beheerst worden.)'
    Zoiets zou Euwe nóóit geschreven hebben.

Darga - Kramer, Olympiade Amsterdam 1954
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 Pc6 6.Le2 e5 7.Pxc6 bxc6 8.f4 Le7 9.O-O O-O 10.Kh1 Pd7 11.f5 Lb7 12.Dd3 Pb6 13.Le3 d5 14.exd5 cxd5 Zwart staat al beter. 15.Lxb6 axb6 16.Tfd1 Ta5 Hij wil pas d4 spelen als Pe4 niet kan, en moet daarom nu nog d5 dekken. 17.Dg3 d4 18.Lf3 Da8 19.Lxb7 Dxb7 20.Pe2 Td8 21.c3 Tad5 22.Df3 Dd7 23.c4 Zwart twee verbonden vrijpionnen geven kan niet Wits beste kans zijn. 23...Tc5 24.b3 b5 25.cxb5 Dxb5 26.h3 Na Pg3 om het paard naar e4 te brengen is Tc3 sterk. 26...Tc2 27.Td3 Tdc8 28.a4 Dc6 29.Dg4? Lb4? Als je een schaakprogramma laat meelopen bij het naspelen van die oude partijen ontdek je vaak iets nieuws: hier won 29...h5! 30.Dxh5 De4 een stuk. Waarschijnlijk waren ze in tijdnood. 30.Tad1 Beter Tg3 30...g6 Want opnieuw kon die stukwinst met h5. 31.Pg1 Tc3 32.Txc3 Lxc3 33.Pf3 Pe2 gaf nog kansen. 33...Te8 34.Pg5 e4 35.Tf1 e3 36.fxg6 fxg6 Na Dxg6 wordt het minder spannend; bijvoorbeeld 37.Dd7 Tf8 en de opmars van de vrijpionnen beslist 37.Df4 Dd7 38.Pe4 (zie diagram)
Het lijkt zowaar alsof Wit toch nog echte tegenkansen heeft gekregen. 38...Df5! De beslissende zet die Zwart lang vantevoren moet hebben gezien. Er dreigt e2. 39.Dxf5 Verliest zonder meer; beter en bovendien een duivelse val was 39.Pf6+ Kh8 40.Pxe8 Dan moet Zwart namelijk niet 40...e2 spelen, want 41.De5+ is mat. Met 40...d3 wint hij dan toch, bijvoorbeeld 41.Dxf5 gxf5 42.Txf5 Kg8; of 41.Kg1 Dxf4 42.Txf4 h5; of 41.Dxe3 Dxf1+ 42.Kh2 De2 enz. 39...gxf5 40.Pf6+ Kf7 41.Pxe8 e2 en Wit gaf het op.

© Tim Krabbé, 2004








 

Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina
Hoofdpagina schaken
Hoofdpagina algemene site