KNAPPE KOPPEN

Minstens vijfendertig jaar geleden, in het beroemde diagramloze schaakstencil van de Vereniging Nederland-USSR, zag ik een klein berichtje. De jonge talentvolle schaker I. Zilber uit Letland was wegens ongedisciplineerd gedrag gestraft. Ik kende zijn naam wel, vooral omdat hij in een Lets kampioenschap eens van Tal had gewonnen. Ik zag een gevoelige joodse jongen voor me die in een psychiatrische kliniek was gestopt om van zijn dichterlijkheid af te komen.
    Eind jaren tachtig kwam ik Zilber weer tegen, in het boek 'Searching for Bobby Fischer' van Fred Waitzkin, als 'de sheriff', een van de schaak-hustlers van Washington Square Park in New York. 'Hij was een jaar of vijftig, maar zo uitgeteerd en met een zo verweerd en gegroefd gezicht dat hij makkelijk door had kunnen gaan voor vijfenzeventig. Hij droeg een versleten leren jack en een zeemanspet met een grote sheriff's ster. Aan al zijn vingers had hij opzichtige namaakjuwelen, en hij zag eruit als een haveloze Hell's Angel.' Hij stonk naar pis, schrijft Waitzkin verder, zong tijdens het schaken Letse of Russische slaapliedjes voor zich heen en memoreerde vaak dat hij van zijn drie serieuze partijen tegen Tal er twee had gewonnen.
    Voor een dollar mocht je met hem op de foto, of een vluggertje tegen hem spelen. Hij was nagenoeg onverslaanbaar, de Kampioen van het Park. 's Nachts sliep hij daar op banken - ook tijdens sneeuwstormen, zoals Waitzkin eens zag.
    Dat was in 1986. Als Zilber nu nog leeft, dan is hij ongetwijfeld nog steeds die talentvolle, ongedisciplineerde schaker. En misschien droomt hij dan nog wel eens van deze partij:
Tal - Zilber, kampioenschap van Letland, 1952
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 e5 6.Pdb5 a6 7.Pa3 b5 8.Pd5 Lb7 9.Lg5 Pbd7 10.Lxf6 Pxf6 11.Pxf6+ Dxf6 12.Dd3 Td8 13.c4 bxc4 14.Dxc4 d5 15.Db3 Lc5 16.f3 (zie diagram) 16...dxe4 Een sterk stukoffer. 17.Dxb7 exf3 18.Lb5+ Wit moet veld f1 vrijmaken; 18.Dxf3 Dh4+ is te lastig. 18...Kf8 19.Dxf3 Dh4+ 20.Ke2 axb5 21.Thf1 f6 22.Tad1 Kf7 23.Df5 Lxa3 24.bxa3 Dc4+ 25.Kf2 Df4+ 26.Dxf4 exf4 27.Tb1 Wit stond wel verloren, maar nu gaat het snel. 27...Td2+ 28.Kg1 g5 29.Txb5 Te8 30.g3 Tee2 31.Tf3 Tg2+ en Wit gaf het op. Tal was 15, Zilber 17: twee talentvolle jongens.

Hetzelfde verhaal in omgekeerde volgorde.
    Een Nederlandse vriend wiens vader als Duitser geboren is, vertelde me eens dat hij in 1965 in Duitsland zijn oom had opgezocht. De moeder van die twee broers was in het kraambed gestorven, hun vader was kort daarna in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld. Ze waren door hun zeer welgestelde grootouders opgevoed in een kasteelachtig huis, met een koetshuis, bedienden, en een schitterende tuin aan een rivier. Maar het was ook een Pruisisch strenge opvoeding; ze moesten staand aan tafel eten.
    De broers waren van jongsaf tegen elkaar opgezet: de oudste (de vader van mijn vriend) was de 'harde werker'; de jongste de 'knappe kop' die in de wieg was gelegd voor een briljante toekomst. Allebei deden ze zowel gymnasium alfa als beta. De harde werker was al voor de Tweede Wereldoorlog naar Nederland gegaan, en van zijn in Duitsland achtergebleven oom wist mijn vriend niet veel. Die had van alles gestudeerd, nooit iets afgemaakt, was eigenaar van een metaalwarenfabriekje dat hij door een zetbaas liet beheren, getrouwd geweest met een balletdanseres met wie hij een zoon had, en hij moest nogal een schaker zijn.
    Toen mijn vriend in Wuppertal bij deze oom langs ging trof hij een vereenzaamde man van begin 50, in een klein kamertje, het aanrecht vol lege blikjes waaruit hij kennelijk rechtstreeks at. Op een sinaasappelkistje stond een schaakbord, en overal lagen stapels schaakboeken en schaaktijdschriften. Mijn vriend herinnert zich van hun gesprek alleen het gefoeter van zijn oom op de domme kranten die een in de Rijn verdwaalde walvis 'weisse Baluga' noemden, terwijl het woord 'Baluga' zèlf al witte walvis betekende!
    Hij heeft hem nooit meer ontmoet, en hoorde een kleine tien jaar later dat zijn oom was overleden.
    Eén van het grote leger naamloze schaakverslaafden dacht ik, die overal ter wereld in schaakcafé's rondhangen, en die bij schaaktoernooien domme vragen stellen in de demonstratiezaal. Tot ik, bladerend in een boekje over het Duitse schaak van vlak na de oorlog, ineens zijn naam zag. Als 'Meister X' nog wel, zoals ik hem omwille van de piëteit zal noemen. Oom X had rond de oorlogsjaren tegen groten als Eliskases en Unzicker gespeeld, hij had drievoudig Duits kampioen Kieninger in een toernooipartij verslagen, en resultaten van rond de 50 % in een paar nationale meestertoernooien behaald. In het eerste naoorlogse kampioenschap van Duitsland, Weidenau 1947, was hij 11e van de 20 geworden, met 9½ uit 19.
    Hij was niet zomaar 'een goede schaker' geweest, zoals onwetende familie dat pleegt te noemen, maar een echte; iemand die veel voor de schaakdroom over had gehad. Hij had alleen geen talent.
Kieninger - Meister X, Krefeld 1946
1.e4 e5 2.f4 exf4 3.Pf3 Le7 4.Lc4 Pf6 5.d3 d5 6.exd5 Pxd5 7.Lxd5 Dxd5 8.Lxf4 Dc5 9.Pc3 O-O 10.Dd2 Le6 11.O-O-O Da5 12.The1 c6 13.Pd4 Lb4 14.Te5 b5 15.Tg5 Dreigt Txg7+, maar Zwarts volgende zet weerlegt deze voorbarige aanval. 15...Le7 16.Tg3 b4 17.Pxe6 fxe6 18.De3 Teveel van het goede; Pe4 had nog wel gekund. 18...bxc3 19.Dxe6+ Tf7 20.Txg7+ Kxg7 21.Lh6+ Kg8 22.Tf1 Dd5 Of had hij dit gemist? Achterwaartse dekkingen zijn altijd lastig om te zien. (Zie diagram.) 23.Dc8+ Op 23.Dg4+ is Lg5+ dodelijk.) 23...Dd8 en Wit gaf het op, want op Dg4+ volgt weer het tegenschaak Lg5+, en Wit gaat mat op f1.
    Toch meer een mislukt avontuur van Wit dan een mooie partij van Zwart.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site