DE ONDOORGRONDELIJKE WEGEN VAN HET PAARD

De Hongaarse grootmeester Szabo (1917-1998) zag eens, toen hij bij een toernooi een analyse-kamer binnenging, Bronstein alleen achter een schaakbord zitten. Meteen veegde Bronstein de stelling waar hij naar had gekeken van het bord; grootmeesters hebben niet graag dat hun collega's ook maar een glimp opvangen van waar ze zich mee bezig houden. Het bijzondere was echter dat er op dat bord maar één stuk had gestaan: een paard. Bronstein moest bezig zijn geweest nieuwe manieren te onderzoeken waarop voor het paard de verschillende velden van het bord met elkaar in verbinding staan. Klaarblijkelijk was het zelfs op het allerhoogste niveau mogelijk om op dat aller-elementairste gebied nieuwe ontdekkingen te doen.
    Je vraagt je wel af wanneer zich dit heeft afgespeeld. Als het kort na 1951 was, dan zat Bronstein misschien gewoon te treuren om een beroemde blunder met een paard die hij in zijn match om het wereldkampioenschap tegen Botwinnik had gemaakt (zie diagram.)
Bronstein - Botwinnik   
Moskou 1951, 6e partij 
De tweede tijdcontrole was net gehaald; Bronstein had alle tijd. Hij speelde snel 57.Kc2, misschien denkend aan 57...Kf3 58.Pe6 gevolgd door Pd4(+), of aan 57...e2 58.Kd2 Kf3 59.Ke1, allebei met remise. Maar na 57...Kg3 was de pion niet meer tegen te houden; het paard kan er ineens niet meer bij, en Bronstein gaf het meteen op.
    De match eindigde met 12-12, waardoor Botwinnik zijn titel behield.

Het is inderdaad vaak moeilijk te zien wat een paard kan doen. Hort heeft eens gezegd: 'In een vluggertje is een paard sterker dan een loper,' en iedere vluggeraar die in zijn leven tientallen dames, torens en lopers door paardvorkjes heeft verloren weet dat dat waar is. Nog veel lastiger is het te zien waar een paard in méér zetten toe in staat is.
    Het paard, samen met koning en toren het enige stuk dat sinds de oude tijden onveranderd is gebleven, is een raar, paradoxaal stuk. Voor een paard op h2 is b8 even ver weg als f4; vier zetten. Een paard dat zo vlug mogelijk van f3 naar d5 wil springen kan net zo goed via g1 als via e5 gaan. Het paard is ook het enige stuk dat nooit een tempo kan verliezen, zoals Salvio al in 1604 liet zien. In de stelling Wit: Ke2; Zwart: Kh1, Pa8, h2 maakt Wit remise door 1.Kf1 te spelen. Het paard kan hem dan alleen schaak zetten, nooit wegjagen.

Een prachtige paard-paradox zit in de volgende studie van Grigoriev. De Amerikaans-Russische grootmeester Sjamkovitsj gebruikt deze stelling al jaren als een ultieme test van schaak-inzicht.
Wit aan zet maakt remise  
N. Grigoriev, 1932 
Spelers als Petrosjan en Smyslov kwamen er niet uit - de enige twee die de oplossing vonden waren Fischer en Kasparov. Fischer had er een paar minuten voor nodig, Kasparov zag het volgens Sjamkovitsj zodra hij hem de stelling vertelde - zonder bord en stukken.
    De eerste twee zetten zijn al moeilijk. 1.Pb4! Na 1.Pc3 h5 2.Pd5+ Kf3 komt het paard er niet meer bij. 1...h5 2.Pc6! 2.Pd5+ Kf3 gaat weer niet. 2...Ke4 Om het paard weg te houden. Na 2...h4 3.Pe5 komt het op g4 en wat dat betekent zien we straks. 3.Pa5!! Maar dit slaat alles. Deze krankzinnig ogende zet is de enige weg naar de velden waar het om gaat. 3...h4 4.Pc4 Dreigt 5.Pd2+ en Pf1. 4...Kf3 5.Pe5+ Kg3 En nu weer zo'n zet: 6.Pc4!! Lijkt van de pion vandaan te springen, maar springt er juist naartoe. 6...h3 Om herhaling te voorkomen. 7.Pe3 en Wit heeft een remise-stelling bereikt die al in de 18e eeuw door Philidor getoond werd; Zwart kan de cruciale veldenparen h2-e3 en f1-g4 nooit tegelijk beheersen, en het paard springt naar behoeven rondjes over die velden. Bijvoorbeeld: 7...Kf3 8.Pf1 Kf2 9.Ph2 Kg2 10.Pg4 Kg3 11.Pe3 h2 12.Pf1+ en remise.

Een aardige talententest met het paard wordt ook gegeven door de Britse grootmeester Jonathan Levitt in zijn boek 'Genius in Chess'. Plaats een zwarte dame op d4, en een wit paard op b1. Verder niets. Bezoek nu met het paard achtereenvolgens van links naar rechts en van beneden naar boven alle velden waar het niet door de dame geslagen kan worden, en zonder zelf die dame te slaan. Het paard moet dus de tocht b1-c1-e1-f1-h1-a2...h7-a8-b8-c8-e8-f8-g8 volbrengen. Het mag daarbij nooit en prise komen te staan, en velden die in een eerdere etappe zijn aangedaan mogen niet worden weggestreept. En neem de tijd op.
    Het gekke is dat deze puzzle, waarvan je toch zou zeggen dat die ver af staat van wat schaken echt is, door grootmeesters veel beter wordt gedaan dan door gewone schakers. De Britse topspelers Sadler, Adams en Hodgson deden het respectievelijk in 290, 330 en 420 seconden. Maar er waren ook spelers die meer dan 1000 seconden nodig hadden. Mijn tijd was 525. Natasha Regan, een 2150-speelster, deed het in 600 seconden, maar ze wilde daarbij wel vermeld zien dat ze een beetje dronken was. 'Liever dronken in de ogen van het publiek dan talentloos?' vroeg Levitt. 'Uiteraard,' zei ze.

© Tim Krabbé, 1999


Bovenkant pagina | Index AD Magazine schaakrubrieken | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site