PATRECORDS (27 augustus 2005)

Als afsluiting van een drieluikje over 'pat in de partij' een historisch overzicht van patrecords vanuit de beginstelling. Die kom je in de databases ook tegen als afgesproken remises in toernooipartijen.

Upmark - Johansson, Borlange 1995

1.c4 h5 2.h4 a5 3.Da4 Ta6 4.Dxa5 Tah6 5.Dxc7 f6 6.Dxd7+ Kf7 7.Dxb7 Dd3 8.Dxb8 Dh7 9.Dxc8 Kg6 10.De6 (zie diagram) en Zwart staat pat.

Dit is het snelst mogelijke, èn het oudste van deze pats. Het werd in 1866 gepubliceerd in Le Sphinx, door de grote Amerikaanse problemist Sam Loyd.

Veel later (Chess, 1955) kwam Edelstein met een partij van tien zetten waarin Wit pat staat: 1.h4 e5 2.c4 d5 3.Db3 dxc4 4.e4 cxb3 5.axb3 Dxh4 6.Ta4 Dxh1 7.g4 Lxg4 8.Pf3 Lxf3 9.Pa3 Lxa3 10.Tb4 Lxb4 Maar dat is een halve zet méér.

In beide partijen worden stukken geslagen, en dat werpt de vraag op hoe snel het zònder slagzetten kan. In 1882 gaf Reichhelm een oplossing in 16 zetten, en in 1887 loofde hij een prijs uit voor verbeteringen. Wainwright won in 15 zetten en Wheeler kwam op 1 zet achterstand binnen. Spoedig daarna haalde Shinkman (naast Loyd de andere grote Amerikaanse problemist van die tijd) de 13, maar nog in datzelfde 1887 overtrof Wheeler zichzelf in het blad Sunny South.

1.a4 c5 2.d4 d6 3.Dd2 e5 4.Df4 e4 5.h3 Le7 6.Dh2 Lh4 7.Ta3 Le6 8.Tg3 Lb3 9.Pd2 Da5 10.d5 e3 11.c4 f5 12.f3 f4 (zie diagram.)

Wheeler had echter de pech dat Loyd later óók een versie van dit partijtje bedacht, die beroemd werd toen hij het in 1906 als pastiche op de analyses van Steinitz publiceerde in het veelgelezen Lasker's Chess Magazine: 1.d4 d6 2.Dd2 e5 3.a4 e4 4.Df4 f5 5.h3 Le7 6.Dh2 Le6 7.Ta3 c5 8.Tg3 Da5+ 9.Pd2 Lh4 10.f3 Lb3 11.d5 e3 12.c4 f4 pat. Door dat aardige verhaaltje wordt Loyd vaak als bedenker van dat pat gezien, maar Wheeler heeft de oudste rechten.

Er zijn veel zetverwisselingen en variaties mogelijk. In Schmaltz - Schlindwein, 1991 om het jeugdkampioenschap van Duitsland wisselden met 1.d4 e5 2.Dd2 e4 3.Df4 f5 4.h3 Lb4+ 5.Pd2 d6 6.a4 a5 7.Dh2 Dh4 8.Ta3 Le6 9.Tg3 Lb3 10.c4 c5 11.d5 f4 12.f3 e3 de zwarte dame en loper van functie, en in Frenklakh - Shahade, Menorca 1996 om het wereldkampioenschap voor meisjes, wisten de speelsters kennelijk niet meer precies hoe het moest, en deden ze er twee zetten langer over: 1.h3 f5 2.d4 e5 3.Dd3 f4 4.Dg3 e4 5.Dh2 Le7 6.a4 a5 7.Ta3 Lh4 8.Tg3 e3 9.f3 De7 10.c4 Db4+ 11.Pd2 d6 12.c5 Le6 13.c6 Lb3 14.d5 b6.

De records van Loyd en Wheeler zijn waarschijnlijk niet te verbeteren, maar het snelste pat waarin geen enkele zet anders kan (een zogenaamde 'bewijspartij') staat op naam van Kostas Prentos, StrageGems, 2002. (Zie echter PS.)

1.e4 Pf6 2.La6 bxa6 3.g4 Lb7 4.g5 Dc8 5.g6 hxg6 6.c4 Txh2 7.c5 Txf2 8.c6 Txd2 9.Pe2 dxc6 10.O-O Td8 11.Pd2 Kd7 12.Tf5 Te8 13.Ta5 Kd8 14.Pf3+ Pfd7 15.Lg5 f5 16.Tc1 f4 17.Tcc5 (zie diagram).

Voor dit overzicht sta ik in het krijt bij Edward Winter.

PS 15 september:
Joost de Heer wijst mij er op dat ik het record van Prentos onnauwkeurig formuleerde. Dat is de korste bewijspartij die in pat eindigt waarbij Zwart al zijn stukken nog heeft. Mogen er echter ook zwarte stukken verdwijnen, dan is dit de snelste bewijspartij (11½ zet) die in pat eindigt:
1.e4 a5 2.Qh5 Ra6 3.Qxa5 h5 4.h4 Rah6 5.Rh3 f6 6.Rb3 Kf7 7.Rxb7 Bxb7 8.Qxc7 Bxe4 9.Qxb8 Bxc2 10.Qxd8 Bh7 11.Qxd7 Kg6 12.Qe6 pat. (Radovan Tomasevic en Kostas Prentos, StrateGems 2002.)
Zoals al aan het diagram te zien is, is dit een variatie op het 10-zettige patrecord van Loyd.

© Tim Krabbé, 2005








 

Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina
Hoofdpagina schaken
Hoofdpagina algemene site