DE ZIEL VAN DE SOVJET SCHAKER

Toen Genna Sosonko in 1975 door Max Pam geïnterviewd werd, zei hij dat hij dat niet begreep; 'Ik ben totaal oninteressant.' En: 'Schaken is het niet waard er je hele leven aan te wijden.' Toch is schaken zijn wereld gebleven, en in zijn onlangs verschenen (Engelstalige) boek Russian Silhouettes is hij een buitengewoon interessant waarnemer van een Gouden Tijd van het schaken; die van het Sovjet-schaak, toen duizenden de zalen vulden waarin het sterkste jaarlijkse toernooi ter wereld werd gespeeld, het Sovjet Kampioenschap, en men in de rij stond bij de krantenkiosken om de toernooibulletins te kunnen kopen.
    In Rusland was Sosonko geen topspeler, al was hij wel, als trainer van Kortsjnoi en Tal, schaakprofessional. Zijn emigratie naar Nederland in 1972 dwong hem zijn talent te verwezenlijken, en binnen een paar jaar was hij een top-20 speler - maar ook contactpersoon, en vaak vriend, van de vele Sovjet schakers die in het westen kwamen spelen. En zoals hij toen het westen toegankelijk maakte voor hèn, maakt hij nu in zijn boek hùn wereld toegankelijk voor ons.
    De manier waarop hij dat doet is die van de literatuur; diagrammen en partijen ontbreken. Het 'silhouetten' van de titel is te bescheiden; Sosonko is een zeer goed schrijver, die diep in de bezeten schakersziel en de gecorrumpeerde Sovjetziel kijkt. Vol weemoed, vaak met liefde, altijd op z'n minst met begrip. Zoals voor Geller, in wiens verslag in het Sovjet-blad '64' van het Hoogovenstoernooi van 1977 de naam van Sosonko ongenoemd bleef, al hadden ze samen het toernooi gewonnen - zelfs een legale emigrant als Sosonko was voor de Sovjet Unie een non-persoon. 'Ik denk niet dat de redactie mijn naam heeft hoeven doorstrepen. Gellers zelfcensuur was voldoende.' Daarin zit meer medelijden dan boosheid. Een paar jaar later, toen ze weer tegen elkaar speelden, sloeg Sosonko een vroeg remise-aanbod af. 'Daarop overzag hij kalm het bord vanaf de hoogten van zijn rating en naam, en de positieve score die hij tegen mij had opgebouwd.' Later bij dat toernooi vroeg Sosonko Geller om zijn laatste boek voor hem te signeren. Na 'lang, kwellend peinzen', zette Geller er ten slotte in: 'Met beste wensen'. Geen aanhef, geen ondertekening - je wist maar nooit welke verklikker dat boek nog eens in Sosonko's kast zou aantreffen.
    De geportretteerden zijn allen dood; de groten Geller, Botwinnik, Tal en Polugajevsky; de vergeten Levenfish; de mindere goden maar grote trainers Foerman, Zak en Koblentz. Alle verhalen zijn weemoedig van toon, zoals dat over Botwinniks vooroorlogse rivaal Grigory Levenfish, een intellectuele dwarskop die niet alleen om het verschil in speelsterkte en leeftijd, maar ook om diens betere relaties, plaats voor de perfecte Sovjet-mens Botwinnik moest maken. Droevig is het stuk over de gekte die schakers vaak bedreigt, geënt op drie mislukte genieën, Vitolins, Grigorjan en Oll die allen de typische schakerszelfmoord kozen: de sprong uit het raam of van de brug. Ontroerend is de vergane glorie van de New Yorks-Russische prinses Olga Tsjagodajeva Capablanca Clark, née Tsjubarova, met haar versteende herinneringen aan haar onfeilbare schaakkoning Capablanca.
    De verhalen over Prinses Olga, Polugajevski, Koblentz en vooral Tal zijn liefdesverklaringen, maar het boeiendste is dat over Botwinnik. De Patriarch was een man van onwrikbare ernst; Sosonko was erbij toen een journalist de 80-jarige ex-wereldkampioen vroeg of hij nog wel eens voor zijn plezier schaakte. 'Jongeman,' antwoordde Botwinnik, 'ik heb nooit voor mijn plezier geschaakt.' Maar toen Sosonko de oude en halfblinde Botwinnik leerde kennen, was hij toch heel open over zijn jeugd en over andere zaken, en was er zelfs een schuchtere poging om elkaar Misha en Genna te noemen.
    Bij een van Botwinniks bezoeken aan Nederland wist men hem te strikken om iets te doen bij de prijsuitreiking van het Nederlands Jeugdkampioenschap, en daarbij werd via Sosonko ook gevraagd of hij al schakend gefilmd zou mogen worden.
    'Ik heb lang niet meer gespeeld,' zei Botwinnik, maar hij stemde toe, en Sosonko en hij gingen aan het bord zitten. Het ging om wat loze zetten, maar na Sosonko's 1.d2-d4 verzonk Botwinnik in gepeins. 'Zijn hele wezen was veranderd. Hij zat nu stijf rechtop op zijn stoel. Ten slotte, naar het bord kijkend, verschikte hij zijn bril en zijn das, en deed hij zijn tegenzet.'
    Het werd een ouderwetse Stonewall. 'Ik speelde alle overbekende zetten en Botwinnik antwoordde zonder haast, steeds de tijd nemend om te denken. Na een zet of vijftien had mijn stelling op onverklaarbare wijze haar buigzaamheid verloren, de draad van het plan was zoekgeraakt. Ik stond slechter.' Sosonko wist dat de regisseur allang genoeg had, maar Botwinnik bleef denken. 'Michael Moisejevitsj,' zei Sosonko, 'hij zegt dat hij genoeg heeft.' Botwinnik tuurde naar het bord. 'Tenslotte hief hij het hoofd. Zonder te knipperen keek hij me streng aan met zijn troebel geworden blauwe ogen, die ook in de ogen van Lasker, Capablanca en Aljechin hadden gekeken. Hij wist precies hoe het er op het bord voorstond - en dat ik dat ook wist.' Sosonko zei nog eens dat de regisseur genoeg had. 'Iets loste zich op in zijn gezicht, en, zich tot de regisseur wendend, en met een lichte buiging, zei hij in perfect Nederlands: Alstublieft meneer. Tot uw dienst.'

Wit aan zet
Sosonko - Ljavdansky
Kampioenschap van Leningrad, 1970
Uit Sosonko's Sovjet-tijd een onbekende, voor hem typerende wurgpartij.

32.Kd4 Lc6 33.f4 a5 34.a3 b6 35.b4 Lb7 36.bxa5 bxa5 37.Pb5+ Kc6 38.a4 La6 39.Pc3 Lc4 40.e4 Lb3 41.e5 Pd7 42.f5 Pb6 43.Lf3 Kd7 44.Le2 Ke7 45.f6+ Ke6 46.Ld3 Kd7 47.Pb5 Pc4 48.Pc3 Pb6 49.La6 Ke6 50.Pb5 Lxa4 51.Pd6 Lb3 52.Ld3 Kd7 53.Lb5+ Ke6 54.Pe8 Pa8 55.Pg7 mat

© Tim Krabbé, 2001


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site