HET SOVJET WK

Schaakboeken zijn duur, maar Soviet Chess 1917 - 1991 van Andrew Soltis is een koopje. Voor 180 gulden krijgt men 420 bladzijden met dubbele kolommen, vol boeiende, vaak niet eerder in het Westen vertelde verhalen en nieuw opgedolven partijen uit het misschien wel belangrijkste hoofdstuk van de schaakgeschiedenis.
    In de gouden jaren van het Sovjet schaak, van 1948 toen Botwinnik de eerste Sovjet-wereldkampioen werd tot 1972, toen Spassky in Reykjavik door Fischer verslagen werd, was het wereldkampioenschap Sovjet-bezit. Om de een, twee of drie jaar begon in maart in Moskou een titelmatch tussen twee Sovjet grootmeesters waar de hele schaakwereld ademloos naar keek - om bedragen die neerkomen op nog geen honderdste van wat er tegenwoordig in zulke matches wordt verdiend.
    Soms werd dat aangevuld. Toen Petrosjan in 1963 kampioen was geworden, werd hij in Armenië als een held door honderdduizend mensen toegejuicht. Spontaan ging de hoed rond, iedereen stopte er 10 roebel in, en Petrosjan was miljonair.
    Bij het einde van de Tweede Wereldoorlog was in het westen nauwelijks bekend hoe sterk de Sovjet schakers al waren; er was weinig contact met hen geweest. Toen er in september 1945 een radio-match Sovjet Unie - Amerika werd gespeeld, was Amerika favoriet, maar de Sovjets wonnen met 15½-4½ - nooit meer zou de schaakwereld hetzelfde zijn.
    Het ligt voor de hand te denken dat bij de wedstrijd om het wereldkampioenschap in 1948 in Den Haag en Moskou, tussen de Amerikaan Reshevsky, de Nederlander Euwe, en de Sovjets Botwinnik, Smyslov en Keres, die laatsten de opdracht zouden hebben gekregen om als team op te treden, en waarschijnlijk is dat ook wel gebeurd. Botwinnik was de voorbestemde kampioen; Keres verloor zijn eerste 4 partijen tegen hem. Er is recent veel gespeculeerd over die vier nullen, en ik heb er hier ook al eens over geschreven. Keres had in de oorlog in Duitsland geschaakt, was daarvoor al gestraft en stond nog onder zware druk. Dat zou op zich al voldoende zijn geweest om tegen Botwinnik te beven als een riet, maar onlangs schreef de bekende Engelse schaakpublicist Ken Whyld me dat Keres eens tegen hem heeft gezegd dat hij weliswaar geen opdracht had gekregen om die partijen tegen Botwinnik te verliezen, en dat hij ook niet op verlies speelde, maar dat hij wel de meer algemene instructie had gekregen 'dat als Botwinnik geen wereldkampioen zou worden, dit beter niet de schuld kon zijn van Keres.'
    De schaakwereldtitel was voor de Sovjet Unie van een bijna even grote propagandistische waarde als de Spoetnik - daarom valt het juist op in Soltis' boek dat dit land met zijn cynische machtsapparaat nogal makkelijk met dit grote bezit omsprong.
    Toen de uitgeweken Kortsjnoi wereldkampioen dreigde te worden werd hij op alle manieren dwarsgezeten, maar frappant is ook hoe de Sovjet Unie zich in 1972 in Reykjavik door Fischer liet koejoneren, en hoe dapper Spassky zich toen verzette tegen zijn eigen delegatie. Fischer overtrad alle regels, en er waren verschillende momenten waarop de Sovjets Reykjavik hadden kunnen verlaten met medeneming van de wereldtitel, maar Spassky wilde spelen en drukte dat door. Het is een wonder dat hij toen niet door zijn eigen mensen uit IJsland is ontvoerd.
    Later heeft een Sovjet minister van Binnenlandse Zaken gezegd dat als het aan hèm had gelegen, iedereen die met Spassky in Reykjavik was geweest, gearresteerd zou zijn, maar in werkelijkheid is toen alleen Spassky zèlf gestraft. Hij mocht 9 maanden geen toernooien spelen en zijn staatssalaris werd stopgezet, maar de in Reykjavik verdiende kleine 100.000 dollar mocht hij houden. Een milde behandeling van een man die de kroonjuwelen heeft verkwanseld.
 
Wit aan zet
Petrosjan - Spassky
14e matchpartij, Moskou 1969
Ook technisch bevat Soltis' boek veel mooie verhalen.
    Bij gelijke stand in de match was dit (zie diagram links) de afgebroken stelling in de 14e partij; Petrosjan had zijn zet afgegeven. Spassky en zijn trainers Bondarevsky en Krogius waren er gerust op dat hij makkelijk remise zou kunnen bereiken. Maar toen ze wilden gaan analyseren kwamen ze tot de voor dat niveau ongelooflijke ontdekking dat ze geen van drieën wisten waar de witte toren precies stond. Ze wilden niet tegenover de wedstrijdleiding in Moskou afgaan door het daar te vragen, en een bevriende sportjournalist leverde het vergeten veld.
    Toen was vastgesteld dat hij geen problemen zou hebben ging Spassky naar bed. Hij lag nog niet op één oor, of Krogius zag 44.f3+! Kxe3 (Kd5 45.Pxf5+ en Ke5 45.Pc6+ gaan niet) en nu: 45.Td2! met een matdreiging die alleen gepareerd kan worden door 45...Tb3+ 46.Pxb3 cxb3 en Wit heeft beslissend materieel voordeel.
    Krogius en Bondarevsky analyseerden de hele nacht zonder een redding voor Spassky te vinden. De volgende ochtend probeerden ze hem wijs te maken dat Petrosjan waarschijnlijk f3+ óók niet had gezien. Ook Spassky's vrouw stelde hem gerust, maar de chauffeur die Spassky naar de speelzaal zou brengen gooide roet in het eten: die zei dat het er dik in zat dat Petrosjan f3+ had afgegeven.
    Dat had hij ook. De partij ging, na de boven al gegeven zetten, verder met: 47.Td7 Sterker is f4, maar Wit blijft gewonnen staan. 47...h5 48.Ta7 Lf1 49.f4 h4 50.gxh4 (Txa5 h3 met de dreiging Kf2-g1xh2 is te gevaarlijk) 50...Kxf4 51.Txa5 Ke4 52.Kxb3 Mist zijn laatste kans: 52.Ta8 f4 53.Te8+ Kf3 54.Te6 en Wit wint. 52...f4 Nu gaat die pion een toren kosten. 53.Tg5 f3 54.Txg6 Lh3 55.Tg1 f2 56.Tc1 remise.
    Misschien gesterkt door dit geluk won Spassky de 17e en 19e partij, de match en de wereldtitel.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site