DE SCHAAKSPORT

De Olympische Spelen in Sydney werden ook opgeluisterd met een kleine schaakdemonstratie; Anand en Sjirov speelden twee rapid-partijen. Dit eerste stapje naar het toelaten van schaken als Olympische sport is buiten de schaakwereld weinig opgemerkt. Het IOC heeft schaken al erkend, maar medailles komen er op z'n vroegst in 2008.
    Het internet stond natuurlijk meteen vol met grappen: schaken wordt een wintersport, en er zal worden gespeeld met stukken van 15 kilo op een bord van 1.20 x 1.20 meter. De bedenktijd is 1 minuut voor 40 zetten, gevolgd door 15 seconden voor de rest. Er komt een indeling in gewichtsklassen.
    De bekende internet-columnist Mig schreef: 'De ontdekking van schaken als sport door het IOC is net zoiets als de ontdekking van Amerika door de Italianen.' De mensen daar wisten het al, de schakers ook. Natuurlijk is schaken sport. Je hoeft er wel geen korte broek voor aan, en je kan tot je 70ste op hoog niveau mee, maar de kern is het 'georganiseerde voordringen' zoals Donner dat heeft genoemd; het competitie-element. Dat heeft schaken gemeen met alle sporten.
    Trouwens, als Kortchnoi niet meedoet, verschilt een toptoernooi qua gemiddelde leeftijd niet van een wielerpeloton of een voetbalelftal. Wat de lichamelijke conditie betreft ook nauwelijks. Het vervelende van die erkenning als sport is echter dat schaken, om in aanmerking te komen voor de bijbehorende subsidies, nu ook moet gehoorzamen aan de Olympische dopingreglementen. Dat is even absurd als wanneer een walvis, om erkenning als zoogdier te krijgen, zou moeten leren lopen. Mig schreef: 'Kunnen we niet beter eerst wachten tot er een drug wordt uitgevonden waar je beter van gaat schaken?'
    De jongere generatie, zo blijkt uit veel uitlatingen, zal opportunistisch zijn en voor het geld gaan plassen. Veel oudere grootmeesters niet, wat misschien het einde van hun carrière betekent. Al heeft Jan Timman aangekondigd dat hij, zodra zijn broek omlaag moet, een nieuwe wereldschaakbond zal oprichten waar de waardigheid van de schakers óók een punt is.

Schaken als Olympische demonstratie-sport is overigens niets nieuws. Ook al bij de Spelen van 1924 (Frankrijk), 1928 (Nederland) en 1936 (Duitsland) was het dat. Er werden toen tegelijk met de gewone Spelen schaakspelen gehouden waar alleen amateurs aan mochten aan meedoen, en in 1924 legden de schakers zelfs de Olympische eed af. Toen werd ook de wereldschaakbond FIDE opgericht, en er waren een landentoernooi, en een persoonlijk 'amateur wereldkampioenschap'. Daar was het goud voor de Let Mattison; de 23-jarige Euwe kreeg voor zijn vierde plaats een vergulde bronzen medaille.
    Bij de tweede Olympische schaakwedstrijd, in 1928 in Den Haag, won Euwe wel goud; hij was dus al amateurwereldkampioen vóór hij gewoon wereldkampioen werd. Engeland deed toen niet mee uit protest tegen het weren van beroepsspelers. In Duitsland in 1936 was schaken voor het laatst een Olympische demonstratiesport - tot Sydney.
    Bij het kijken naar partijen uit die oude Olympiades speelde ik er vooral een paar na van een heel bijzondere deelnemer die er in 1924 en 1928 bij was; de beroemde avant-garde kunstenaar Marcel Duchamp, die jarenlang een van de sterkste spelers was van Frankrijk.

Duchamp - Davidescu, Olympiade Parijs, 1924
1.Pf3 Pf6 2.c4 g6 3.b3 Lg7 4.Lb2 c5 5.d3 Een wat vreemde opbouw waar Duchamp een voorkeur voor had. 5...Pc6 6.Pbd2 d5 7.cxd5 Dxd5 8.g3 Dh5 9.h3 O-O 10.Lg2 Td8 11.Tc1 Pd7 12.Lxg7 Kxg7 13.Pe4 Het begin van een bijna twintig zetten durende schermutseling die Duchamp aan de rand van de overwinning brengt. 13...b6 14.Peg5 Wit gaat de geëxponeerde zwarte dame lastigvallen. 14...Lb7 15.Tc4 Pd4 Het enige tegen de dreiging Th4. (Zie diagram.16.Pxd4 Lxg2 17.Pde6+ fxe6 18.Pxe6+ Kg8 19.Pf4 Lxh1 Anders blijft Wit bij goede stelling een pion voor. 20.Pxh5 gxh5 21.f3 Een adempauze. Wit gaat ook nog de zwarte loper winnen (op Lg2 volgt gewoon Th4) en zal dan met zijn materiële voorsprong goede winstkansen hebben. Maar hij moet wel blijven opletten, want Zwart schermutselt nog even door. 21...Pe5 22.Th4? Geeft de winstkansen weg; het voor de hand liggende Te4 (Td5 23.Da1 gevolgd door Kf2) had die behouden. 22...Lxf3 23.exf3 Txd3 24.De2 Gooit de resterende helft van het punt weg. Na Db1 was het remise; Pxf3+ 25.Ke2 Tad8 26.Txh5 Pg1+ 27.Dxg1 Td2+ 28.Ke3 T2d3+ enz. met zetherhaling.
    24...Pxf3+ 25.Kf1 Tad8 26.De6+ Kh8 27.Tf4 Meer kansen biedt 27.Txh5, want om dan te winnen moet Zwart een zet vinden van het soort waar computers heel goed, maar mensen heel slecht in zijn. Er kan dan volgen: Ph2+ 28.Ke2 Td2+ 29.Ke3 T8d3+ 30.Kf4 Tf2+ 31.Kg5 Pf3+ 32.Kg4 Td4+ 33.Kf5 en nu: Tf4+!! Daarmee wint Zwart de dame voor een toren, en blijft dus een stuk voor. Op 34.gxf4 volgt Pd4+ 35.Ke4 Te2+, en op 34.Kxf4 volgt Pd4+ 35.Ke3 Te2+. In de partij was het ook afgelopen: 27...Td1+ 28.Kf2 T8d2+ 29.Kxf3 Tf1+ 30.Ke3 Te1+ 31.Kxd2 Txe6 Dit toreneindspel is kansloos. 32.Tf5 Tg6 33.Tf3 Kg7 34.Kd3 Tf6 35.Te3 Kf7 36.Kc4 h4 37.gxh4 Tf2 38.a4 a6 39.a5 Tf4+ 40.Kd5 bxa5 41.Kxc5 Kf6 42.Kb6 a4 43.Kxa6 axb3 44.Txb3 e5 45.Kb5 Txh4 46.Kc5 h5 47.Te3 Kf5 48.Kd5 Td4+ 49.Kc5 Td8 50.Kc4 Kf4 51.Ta3 e4 52.Ta7 e3 53.Tf7+ Kg3 54.Te7 Kf2 en Wit gaf het eindelijk op. Duchamp speelde vaak lang door in verloren stellingen.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site