EUWE EN DONNER IN ÉÉN

In de vorige aflevering schreef ik over de historische schaakranglijsten van Jeff Sonas. De eerste die daarop bovenaan stond, van 1852 tot en met 1858, was de Engelsman Howard Staunton (1810 - 1874). Het wereldkampioenschap was toen nog niet uitgevonden, maar er waren al wel spelers die als wereldkampioen werden beschouwd, en die om die eer matches tegen elkaar speelden. Zo'n vroege wereldkampioen was ook Staunton, van 1843 toen hij de Fransman Saint-Amant versloeg, tot 1851 toen Anderssen boven hem het eerste internationale toernooi in Londen won.
    Staunton schreef, richtte bladen op, speelde, analyseerde, ijverde voor de standaardisering van regels en stukken (die nog steeds zijn naam dragen) en hij organiseerde, onder andere dat Londense toernooi. Hij was voor het Engelse schaak wat Euwe later voor het Nederlandse schaak zou zijn, maar tegelijk was hij ook een soort Donner. Een pontificale man die niet liep maar schreed, die schitterende monologen hield, die als journalist vooral op dreef was als hij beledigde, en die dan ook voortdurend ruzie had.
    Hij liet zich graag het waarschijnlijk onjuiste verhaal aanleunen dat hij de bastaardzoon was van een graaf, was in zijn jeugd acteur, en leefde later van de pen; onder andere als bezorger van een geannoteerde Shakespeare-uitgave die meer dan een eeuw later nog herdrukt werd. Hij schijnt pas tegen zijn dertigste echt te zijn gaan schaken, maar binnen tien jaar hoorde hij bij de beste spelers van Engeland, en dus van de wereld.
    Naast die standaardstukken en het gevaarlijke Staunton Gambiet (1.d4 f5 2.e4) is het meest bekende feit over Staunton nog steeds dat hij Morphy zou hebben ontweken toen die in 1858 in Engeland was en tegen hem wilde spelen. Op de onjuistheid daarvan hebben veel schaakhistorici al gewezen: Morphy kwam onverwacht, en aanwijsbaar ongelegen voor Staunton die op dat moment zijn schaakcarrière eigenlijk al had beëindigd, en die ook middenin zijn werk aan die Shakespeare-uitgave zat. En ook in die jaren was een schaakwereldkampioenschap niet iets dat je even tussen ander werk door deed.
    Als schaker was Staunton totaal vergeten toen Bobby Fischer hem in 1964, tot opperste verbazing van de hele schaakwereld, op een lijst van de beste tien spelers aller tijden zette. 'Staunton was,' schreef Fischer, 'de diepste analysator van openingen aller tijden. Hij was meer theoreticus dan speler, maar desondanks was hij de sterkste speler van zijn tijd. Bij het naspelen van zijn partijen zie ik dat die volkomen modern zijn. Terwijl Morphy en Steinitz het fianchetto verwierpen, sloot Staunton het in zijn hart. Bovendien begreep hij alle positionele concepten waar de moderne spelers zo veel waarde aan hechten, en daarom moet hij, samen met Steinitz, beschouwd worden als de eerste moderne speler.'

Staunton - Horwitz, 5e matchpartij, Londen 1846
1.e4 e5 2.Pf3 Over deze stelling schreef Staunton bij een andere partij: 'De vraag rijst: "Kan Zwart deze pion eigenlijk wel op veilige wijze verdedigen?" en daar is geen bevredigend antwoord op. Wij geloven dat Zwart, door 1...e5 te spelen, zich al bij het begin van de partij in de problemen brengt' - een opmerking die doet denken aan het beroemde aforisme van Breyer, een van de 'hypermodernen' van zo'n 70 jaar later: 'Na 1.e4 staat Wit aan de rand van de afgrond.' Wat openingsideeën betreft was Staunton zeker zijn tijd vooruit. Zijn behandeling van het gesloten Siciliaans, destijds het Staunton Systeem genoemd, was een vroege echo van wat de bekendste hypermodernist, Réti, in de jaren '20 ging doen. 2...d6 3.d4 exd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 Le7 6.Le2 O-O 7.f4 c5 8.Pf3 Pc6 9.O-O Lg4 10.Le3 a6 11.a3 Lxf3 12.Lxf3 Tc8 (zie diagram) 13.Pe2 In een artikelenserie die de Zwitserse schaakmeester en -historicus Richard Forster onlangs op www.chesscafe.com aan deze match wijdde, is hij vol lof over dat Pe2, waarmee het paard weggespeeld wordt van het sterke veld d5: 'Het is verleidelijk je de lof van Nimzowitsch voor te stellen als hij zelf zo'n schijnbaar paradoxale paardzet had gespeeld. Maar Staunton realiseerde zich dat Wits positionele voordeel van blijvende aard is, en dat het daarom van groter belang was om ieder tegenspel van Zwart te voorkomen.' 13...Dc7 14.Pg3 Tfe8 15.c3 Tcd8 16.Dc2 Lf8 Hier had Horwitz de bevrijdingszet 16...d5 kunnen spelen, maar na 17.e5 Pd7 18.Tae1 zou Wit zeer goed staan. 17.Tad1 b6 18.b4 Pa7 19.c4 cxb4 20.axb4 d5 Alsnog; maar nu trapt hij daarmee in een val. 21.Df2 Pc8 22.cxd5 Lxb4 23.e5 Pd7 24.d6 Db8 25.Lc6 g6 26.Pe4 Te6 27.Dh4 Pa7 28.Lxd7 Txd7 29.Pg5 h5 30.Pxe6 fxe6 31.f5 a5 32.fxe6 Tg7 33.e7 en Zwart gaf het op.

© Tim Krabbé, 2002


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site