DE ERGSTE BLUNDER

Het is natuurlijk geen goede gewoonte voor een schaakrubricist om eigen partijen te publiceren, zeker wanneer zijn speelsterkte beperkt is geweest. Wanneer hij zich echter volkomen belachelijk heeft gemaakt, is dat een excuus.
    Lang, lang geleden speelde ik in het Nederlands Kampioenschap. In de achtste ronde kreeg ik de volgende stelling.

Zwart aan zet
Langeweg - Krabbé
Zierikzee 1967
Wits laatste zet was 32.Lh3-f5 geweest, en omdat ik niets zag tegen Dxf7 gaf ik het op. Een paar weken later trof ik mijn partij aan in de Deutsche Schachzeitung, met de opmerking dat dat opgeven een enorme blunder was geweest; met 32...Tc2 33.Tf1 Tc1 etc. had ik remise kunnen maken.
    Mijn schaakliefde zocht later een andere weg: die van het verzamelen van boeiende partijen en stellingen, en het schrijven daarover. Eén van mijn verzamelingen behelsde wat ik noemde de ultieme blunder - partijen die waren opgegeven in gewonnen stelling. Een paar keer publiceerde ik die steeds groeiende verzameling, tot ik op zeker moment opmerkzaam werd gemaakt op een boekje Der letzte Fehler van Klaus Trautmann die ook zulke blunders had verzameld. Vaak zijn zulke verzamelingen onbeschaamd jatwerk, maar Trautmann had het duidelijk geheel zelf gedaan. Onze verzamelingen overlapten flink, maar ik had voorbeelden die hij niet had, en hij had een paar mooie die ik niet had. De allermooiste daarvan was Langeweg - Krabbé, Zierikzee 1967. Trautmann had namelijk ontdekt dat Zwart niet in remise-stelling had opgegeven, maar in gewonnen stelling.
    Na 32...Tc2 33.Tf1 moet hij geen Tc1 spelen, maar Dd2! Wit moet dan kiezen tussen 34.Tg2 Dxg2+ 35.Dxg2 Txg2+ 36.Kxg2 Lxa4 en Zwart wint, en 34.Th3 Lxa4 35.Kh1 Le8 36.Tg1 Te7 37.Df6 Dg2+ 38.Txg2 Tc1+ 39.Tg1 Txg1+ 40.Kxg1 gxf6 en ook in dat geval moet Zwart gewonnen staan.
    Dat publiceerde ik gewetensvol op mijn website, maar ook daarmee was mijn blunder nog niet voltooid. De stelling waarin ik had opgegeven, en waarvan ik later had geloofd dat die remise was, en nog weer later dat ik gewonnen had gestaan, is, zo liet de Nederlandse analyticus Maarten de Zeeuw mij onlangs zien, toch remise. Na 32...Tc2 33.Tf1 Dd2 34.Tg2 Dxg2+ 35.Dxg2 Txg2+ 36.Kxg2 Lxa4 speelt Wit namelijk 37.Lg6! Txf1 38.Kxf1 Lc2 39.Ke2 a4 40.Kd2 Lb1 41.d4 a3 42.Kc1 Ld3 43.dxe5 dxe5 44.c5, en Zwart kan zijn koning niet bevrijden.
    Naschrift 3 december: Twee lezers, Tabe Bas en Gian-Carlo Pascutto, wezen mij erop dat Zwart in De Zeeuws variant toch kan winnen door niet 37...Txf1 te spelen maar 37...Tf4! Wit moet dan wel zelf ruilen met 38.Txf4 exf4 maar nu houdt deze tweede vrijpion de koning in bedwang 'en dus moet de witte loper helpen, waarna zwart bevrijd is,' aldus Pascutto.

Ik kreeg de laatste tijd twee mooie nieuwe voorbeelden toegestuurd.

Wit aan zet
Horvath - Kroeze
Leeuwarden 1993
Na 23.Dxh7+ gaf Zwart het op. Ten onrechte; na 23...Kxh7 24.Ld3+ Le4!! (Kh8 25.Th4 en mat) kijkt Wit vreselijk op zijn neus (25.Txe4 Tg8) Ook 24.Th4 Tg8 (25.Ld3+ Tg6) helpt dan niets, Zwart wint.

Zwart aan zet
Appel - Reschke
Duitsland 2001
1...fxg5 Inleiding tot een stukoffer. 2.Te1 gxh4 3.Txe4 Tg2+ Na 4.Kd1 h3 gaat deze vrijpion Wit een toren kosten, bijvoorbeeld 5.Txe5 h2 6.Txe7+ Kd8 7.Lg5 Txg5 8.Txh7 Tg1+ 9.Kd2 h1D 10.Txh1 Txh1 11.Pe3 Th2+ 12.Kc1 b5 en Zwart wint. Reschke, een internationaal meester, had echter totaal overzien dat Wit ook 4.Ld2 kon spelen, en hoewel hij niet in tijdnood was, gaf hij het van schrik meteen op; 4...h3 wordt gepareerd door 5.Txe5 h2 6.Txe7+ en Txh7. Hij had echter fraai kunnen winnen: 4...Lg5 5.Pe3 Misschien had hij gedacht dat Zwart nu uitgepraat is, maar na 5...Txd2+! 6.Kxd2 h3 zou Wit, met een toren meer, de pion niet meer goed hebben kunnen tegenhouden. Bijvoorbeeld: 7.Th4 Lxh4 8.Pf1 Lg5+ 9.Ke2 Lf4 10.Kf2 h2 11.Kg2 Kf7 enz., of 7.Txe5+ Kf8 8.f6 h2 9.Txg5 h1D en Zwart wint.

© Tim Krabbé, 2001


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site