HET VERSCHIL

Een paar lezers lieten me weten niet te geloven in het verhaal dat ik hier over Kasparov vertelde ('De ondoorgrondelijke wegen van het paard'; 9 oktober.) Een paardeindspel, dat de wereldkampioenen Smyslov en Petrosjan niet aan het bord hadden kunnen oplossen, zou hij in enkele seconden zonder bord en stukken hebben opgelost. 'Natuurlijk kende hij die studie al, het is een opsnijder,' was de mening.
    Twee overwegingen pleiten daartegen. De eerste is dat Kasparov een ego mag hebben als de Everest, maar dat hij in zijn oordeel over schaken, ook zijn eigen schaken, zeer objectief is. Wie hem wel eens een partij heeft zien analyseren kent die objectiviteit. Die bleek mij ook toen ik hem een paar jaar geleden een vraag stelde waarover op dat moment druk op het Internet werd gediscussieerd: hoe zou hij het eraf brengen in een match van tien serieuze partijen waarin hij Pb1 zou voorgeven tegen een speler met een Elo van 2250? (Een 'sterke hoofdklasser', bijna een FIDE-meester.) Sommigen dachten dat hij met 8-2 zou winnen, anderen dat de voorgift te groot was en dat hij dik zou verliezen. Kasparov dacht er serieus over na, vroeg zijn sekondant Dochoian wat die er van vond, en zei toen dat hij met ongeveer 7-3 zou verliezen.
    De andere reden om Kasparovs prestatie met het paardeindspel toch te geloven is dat het verschil in inzicht tussen gewone schakers en schakers zoals hij en Fischer (die dat paardeindspel ook oploste) onmetelijk is. Af en toe wordt je ontzag voor dat verschil weer eens aangescherpt.
 
Wit aan zet 
Piket - Lautier 
Amsterdam 1995
    Ik heb Kasparov na een zware, ingewikkelde partij tegen Topalov de analyseruimte zien binnenkomen, en daar aan iemand zien vragen: 'Waarom sloeg Piket tegen Lautier (de andere partij van die dag, die nog bezig was) eigenlijk niet op g4?' Hij noemde wat varianten die we al vlug niet meer konden volgen, staarde even in de lucht, en zei: 'O nee, Dc8.'
    Het kostte ons een kwartier om te reconstrueren wat hij in die flits had gezien. (Zie diagram.) Piket speelde 21.Lxf8 en verloor tenslotte (niet door die zet.) Kasparov had, terwijl hij bezig was aan zijn eigen partij, het volgende gezien: 21.Txg4 Pxg4 22.Dxg4 Td3 23.Pxh7 Kxh7 24.Lxf8 g6 25.h3 Txb3 26.Dh4+ Kg8 27.Dd8 en o nee, nu zag hij Dc8 en Zwart wint. Ik sla wat bijvarianten over.

Een tijd geleden was de Braziliaanse-Nederlandse meester en schaakjournalist Herman van Riemsdijk weer eens in het land. Hij vertelde me dat hij in 1971 in Buenos Aires op de trap van de schaakclub zijn kennis Quinteros (Argentijns grootmeester) en diens vriend Fischer tegenkwam. Fischer had in Buenos Aires net zijn kandidaten-match tegen Petrosjan gewonnen, en zou een simultaan-toernee door Argentinië beginnen. Quinteros stelde ze aan elkaar voor, en toen Fischer de naam Van Riemsdijk hoorde, zei hij: 'In je derde matchpartij tegen Medina had hij je combinatie kunnen weerleggen als hij niet op h5 slaat, maar Tdf1 speelt.' En hij gaf een paar varianten. Die partijen hadden op dat moment alleen in het bulletin van het Hoogoven Toernooi gestaan, waar die match, een half jaar eerder, een klein bij-evenement was geweest. Medina noch Van Riemsdijk waren, om het maar zo te zeggen, spelers van wier activiteiten Fischer nu perse op de hoogte moest blijven, maar hij kende de partijen.
 
Wit aan zet 
Medina - Van Riemsdijk 
Wijk aan Zee 1971
Medina - Van Riemsdijk, Wijk aan Zee 1971, 3e matchpartij.
1.e4 d6 2.Pc3 e5 3.g3 f5 4.d3 Pf6 5.Lg2 Pc6 6.f4 exf4 7.Lxf4 fxe4 8.Pxe4 Pxe4 9.Lxe4 De7 10.Pe2 Lg4 11.h3 Lh5 12.Dd2 d5 13.Lxd5 Pd4 14.g4 O-O-O 15.Lg5 De5 16.Lxd8 Dxd5 17.O-O-O Dxa2 18.Pc3 Da1+ 19.Pb1 Ld6 20.Lg5 Pb5 (Zie diagram.) Na Fischers 21.Tdf1 staat Wit beter, en na 21...Pa3 wat Van Riemsdijk daarop wilde spelen, volgt, aldus Fischer op die trap, 22.bxa3 Lxa3+ 23.Kd1 Te8 24.Le3 Dxb1+ 24.Ke2 en Wit wint zelfs. 21.gxh5 Pa3 22.Dc3 Pxb1 23.Db3 Pc3+ 24.Kd2 Pxd1 25.Db5 Dxb2 26.Df5+ Kb8 27.Kxd1 Db1+ 28.Lc1 Tf8 29.Te1 b6 30.Dd7 Kb7 31.Da4 Lb4 32.Te4 Tf1+ 33.Ke2 Dxc1 en Wit gaf het op.

In de loop van de volgende dagen kwam Van Riemsdijk Quinteros en Fischer nog een paar keer tegen. Fischer zei dat Spassky, tegen wie hij nu om het wereldkampioenschap mocht spelen, geen probleem zou zijn; zijn werkelijke tegenstander van de toekomst was Karpov. Maar die was pas 20 en moest nog veel leren. Fischer liet een paar stellingen zien waarin Karpov fouten had gemaakt maar Quinteros en Van Riemsdijk konden het niet volgen; Fischer ging te snel.
 
© Tim Krabbé, 1999
 


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |