HET ONUITPUTTELIJKE SCHAAKSPEL

Enige tijd geleden citeerde ik hier nogal onnadenkend een bron die het aantal mogelijke schaakstellingen op 10120 stelde. Dat had ik eerst even moeten natellen. Ieder veld heeft 13 mogelijkheden; er kunnen twaalf verschillende stukken op staan, en het kan leeg zijn. Het hele bord heeft dus 1364 mogelijkheden, of ongeveer 2 x 1071 ; zo'n vijftig nullen minder. Maar daar zijn, behalve alle stellingen van Fischer en alle diagrammen uit deze rubriek, ook 768 stellingen bij met 63 zwarte koningen. Het aantal legale stellingen, die uit de beginstelling kunnen zijn ontstaan, is een vingerhoedje uit die oceaan. In de bijbel op schaakcijfergebied, Schach und Zahl (1971) zegt Nenad Petrovic dat het er 2 x 1043 zijn. Was dat vingerhoedje zelf een oceaan, dan was het aantal stellingen dat werkelijk op het bord is verschenen weer een vingerhoedje daaruit - één biljoen (1012 ), zoals ik al eens in deze rubriek heb becijferd.
    Daar zijn openingsstellingen bij die miljoenen malen, en eindspelstellingen die duizenden malen zijn voorgekomen, maar iedere dag ontstaan er tientallen miljoenen nieuwe stellingen, terwijl de onuitputtelijkheid van het schaakspel er verder uit blijkt dat ook de allersimpelste gecomponeerde eindspelstudies zo goed als nooit in partijen voorkomen. De Réti-, Saavedra-, Al-Adli-stellingen, al staan er maar vier stukken op het bord en lijken ze zo uit een partij weggelopen, zijn nooit echt gebeurd.
    Een hoogst enkele keer imiteert de natuur toch de kunst, zoals in deze partij die de zwartspeler mij toestuurde.

In Tischendorf - Wrinn, correspondentie 1991, speelde Zwart 58...f3, al zag hij niet hoe hij moest winnen na 59.Ke3 Txa7 60.Txa7 f2 61.Ta1+ f1D 62.Txf1+ Kxf1 63.Kf3 Maar bij nadere analyse vond hij 63...Kg1 64.Kg3 h6 65.h3 en nu de fraaie hoekzet Kh1! waarna Wit de oppositie niet kan volhouden: 66.h4 Kg1 (h5? 67.Kh3 remise) en nu 67.Kf4 Kg2 68.Kg4 h5+ enz. of 67.h5 g5 68.Kg4 Kh2 69.Kf5 Kh3 20.Kg6 g4 en Zwart wint.
    Wrinn was verbaasd dat zijn tegenstander al na 58...f3 opgaf, maar misschien kende die de studie (zie diagram rechts) waarmee Dedrle in 1936 gedeeld het thematoernooi van La Stratégie (voor studies met twee pionnen tegen één) had gewonnen: Wit wint met 1.Kd7 Kf7 2.g3 Kf6 3.Ke8 Ke6 4.Kf8 Kf6 5.Kg8 Kg6 en met verwisselde kleuren is de stelling van Wrinn bereikt: na de hoekzet 6.Kh8! wint Wit net als in die partij.

Ik nam aan dat er veel meer composities met dat materiaal in partijen zouden zijn voorgekomen, maar tot mijn verbazing kon ik alleen dit grapje vinden. In Warner - Bezzi, Olympiade Erevan 1996, was Zwart aan zet. Met h4 of g6 kon hij makkelijk winnen, maar na 57...Kf4? volgde er 58.Kh4 g6 59.g4! en wegens hxg4 pat gaf Zwart remise - exact de wending die, in datzelfde La Stratégie toernooi, al door Gorgiev was getoond.

Maar met één-tegen-één pion is er een beroemd voorbeeld. In Ljubojevic - Browne, Amsterdam 1972, met Zwart aan zet, werd na 39...f5 40.Kb4 f4 41.Kc4 remise gegeven. De musicus Misja Mengelberg liet vervolgens zien dat Zwart had kunnen winnen met 39...Kd5! 40.b4 f5 41.b5 f4 42.b6 Kc6! 43.Ka6 f3 44.b7 f2 45.b8D f1D+ 46.Ka5 Da1+ enz. - een winst die al in 1928 door twee studiecomponisten was getoond (zie onder.)

Wit speelt en wint
V. Halberstadt, 1928
1.Ke4 enz.
Wit speelt en wint
N.D. Grigoriev, 1928
1.Kd4 enz.


© Tim Krabbé, 2003


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site