DE KANSEN VAN DE K.'S

Dat Garry Kasparov zijn leven begon als Garik Weinstein is wel algemeen bekend. Hij nam zijn moeders achternaam Kasparov aan - niet zoals vaak is gedacht om van het Joodse Weinstein van zijn vroeg overleden vader af te komen, maar (zegt hij zelf tenminste) omdat het op zijn tiende lastig was in een huis vol Kasparovs de enige Weinstein te zijn.
    Minder bekend is dat hij ook een tijdje Bronstein heeft geheten, zoals zijn eerste trainer, Oleg Privorodsky, in een aardig interview op Kasparovs website (www.kasparovchess.com) heeft verteld.
    'Garry kwam naar het Huis van de Jonge Pioniers toen hij zeven was. Zijn moeder bracht hem. Toen ik hem zijn naam vroeg gebeurde er iets grappigs. Hij zei Weinstein, maar ik verstond Bronstein. Ik schreef hem in als Bronstein, en zei hem zelfs dat hij zo'n geweldige achternaam had voor een schaker omdat er die beroemde grootmeester David Bronstein was. Garry was verlegen en hij corrigeerde me niet. Een hele tijd speelde hij in toernooien onder de naam Bronstein, tot hij het aan zijn moeder vertelde en zij naar een toernooi kwam om de fout te herstellen. Ik was niet bij de wedstrijdleiderstafel, maar toen ik daar terugkwam ontdekte ik dat de naam 'Bronstein' veranderd was in 'Weinstein'. Op die manier ontdekten we zijn ware achternaam. Ik vind het erg grappig dat we hem allemaal zo lang Garry Bronstein noemden en dat hij het nooit verbeterde.'

Kasparov, 37 jaar ondertussen, is nu 15 jaar onafgebroken wereldkampioen. Slechts twee wereldkampioenen waren het langer: Lasker 27 jaar (1894-1921) en Aljechin 17 jaar, verdeeld over twee periodes tussen 1927 en 1946.
    Over het algemeen wordt de 25-jarige Kramnik gezien als de enige die het hem op dit moment moeilijk kan maken. De term Angstgegner gaat te ver, maar van alle spelers tegen wie Kasparov vaak heeft gespeeld, heeft Kramnik verreweg de beste score tegen hem: 3-3 in hun besliste partijen. En ook over al hun partijen is geen overwicht voor Kasparov te zien. Kasparov, als altijd objectief, geeft zichzelf een kans van 60 % om de match te winnen of, door gelijk te spelen, wereldkampioen te blijven. 'Het wordt een strijd op leven en dood, niet een kwestie van comfortabel winnen met +3 of +5 zoals het tegen iedere andere tegenstander zou zijn geweest.'
    Kasparov is zich bewust van het enorme voordeel van de bepaling dat hij bij 8-8 (de match duurt 16 partijen) wereldkampioen blijft. Het is normaal dat in een dergelijke match zo'n 10 partijen remise worden, wat inhoudt dat hij aan 3-3 genoeg heeft, terwijl Kramnik 4-2 moet maken. Een reusachtig verschil, maar hij heeft daar geen moeite mee; 'Om de kampioen op te volgen moet de uitdager winnen.'
    Er is een meer exacte manier om naar de kansen te kijken. Op de laatste ratinglijst van de FIDE, die van juli 2000, stond Kasparov eerste met 2849 (2 puntjes omlaag sinds januari) en Kramnik tweede met 2770 (12 omhoog). Strikt genomen betekent dat dat Kasparov 61 % tegen Kramnik zou moeten scoren. Nu heb ik ooit een computerprogrammaatje geschreven dat een getalsmatige simulatie geeft van zulke matches. En daaruit blijkt dat je, door 61 % te scoren, ongeveer 87,4 % van de matches van 16 partijen wint, terwijl er ook nog 6,2 % van die matches met 8-8 eindigen. Bij elkaar opgeteld resteert er op die manier maar een kans van slechts 6,4 % voor Kramnik om wereldkampioen te worden.
    Trouwens, als hun ratings gelijk waren, en de scoringsverwachting voor beiden dus 50 % zou zijn, zou Kasparov door de 8-8 clausule toch 57,1 % kans hebben om wereldkampioen te blijven.
    Kramnik (zoon van een schilder en een pianolerares) ziet er tien jaar ouder uit dan hij is, en hij schaakt en praat als een zestiger. Botwinnik was verbijsterd over hoeveel stukken hij al op zijn 13e ruilde. Kramnik heeft, zegt hij vaak, een afkeer van het speculatieve en het opzienbarende in het schaken. Maar soms moet hij wel.

Kasparov - Kramnik, Dos Hermanas 1996
1.d4 d5 2.c4 c6 3.Pc3 Pf6 4.Pf3 e6 5.e3 Pbd7 6.Ld3 dxc4 7.Lxc4 b5 8.Ld3 Lb7 9.O-O a6 10.e4 c5 11.d5 c4 12.Lc2 Dc7 13.Pd4 Pc5 14.b4 cxb3 15.axb3 b4 16.Pa4 Pcxe4 17.Lxe4 Pxe4 18.dxe6 Ld6 19.exf7+ Dxf7 Impliceert al een stukoffer, maar na Kxf7 20.Dh5+ g6 21.Dh3 heeft Wit het initiatief en staat de zwarte koning onprettig, schreef Kramnik destijds. 20.f3 Dh5 Het paard kan niet wijken wegens Te1. 21.g3 O-O 22.fxe4 Dh3 23.Pf3 Beter Ta2 Lxe4 24.Te1 Lb7 25.Dd3 en Zwart heeft flinke compensatie voor het stuk; Kramnik heeft liever Zwart in die stelling. 23...Lxg3 (zie diagram) 24.Pc5 De verliezende zet. Kramnik geeft 24.De2 Txf3 25.Txf3 Lxh2+ 26.Kf2 Dh4+ 27.Kf1 en er zit net geen winst in voor Zwart. Na de tekstzet staat Wit een toren voor, maar hij is machteloos tegen de zwarte dreigingen. 24...Txf3 25.Txf3 Dxh2+ 26.Kf1 Lc6 27.Lg5 Lb5+ 28.Pd3 Te8 29.Ta2 Dh1+ Ziet mat in 4 over het hoofd: 29...Lxd3+ 30.Txd3 Dh1+ 31.Ke2 Dg2+ 32.Ke3 Txe4 mat. Kramnik: 'Het is misschien ongelooflijk dat dit werd gemist door een speler met zo'n rating, maar de verklaring is waarschijnlijk dat het psychologisch moeilijk is een dergelijke loper op te geven voor een dergelijk paard.' 30.Ke2 Txe4+ 31.Kd2 Dg2+ 32.Kc1 Dxa2 33.Txg3 Da1+ 34.Kc2 Dc3+ 35.Kb1 Td4 en Wit gaf het op.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site