KONINGSMOORD

Ter gelegenheid van de match om het wereldkampioenschap tussen Kasparov en Kramnik, de eerste in 5 jaar, die naar het zich laat aanzien nu toch echt op 8 oktober in Londen zal beginnen, wijd ik een paar rubrieken aan het wereldkampioenschap.
    Het is altijd een bijzondere gebeurtenis wanneer de regerend wereldkampioen een partij verliest - sinds het begin van het wereldkampioenschap in 1886 is dat nog maar 136 maal gebeurd, iets meer dan één maal per jaar. Ik zal uitleggen hoe ik aan dat aantal kom.
    Om te beginnen erken ik Khalifman niet als wereldkampioen. Vanaf 1972 waren de wereldkampioenen: Fischer tot 1975, Karpov tot 1985, en Kasparov tot heden. Ik tel alleen partijen die de wereldkampioen als wereldkampioen verloor. Alleen serieuze partijen; rapid en snelschaak, simultaans, demonstratiepartijen, computerpartijen, telegrafische en Internet-partijen tellen niet mee. Bovendien laat ik ook de partijen van de wedstrijden om het wereldkampioenschap zèlf buiten beschouwing. De titel moet tijdens zo'n match een beetje als vacant worden beschouwd, en als een wereldkampioen de laatste partij van een match verliest; hééft de wereldkampioen dan verloren?
    De 136 verliespartijen zijn als volgt over de wereldkampioenen verdeeld.

Steinitz (1886 - 1894): 0. Maar Steinitz speelde in die periode geen enkel officieel toernooi - er waren toen ook nog maar heel weinig toernooien. Hij verloor wel partijen, maar geen serieuze.
Lasker (1894 - 1921): 17. Waarvan 4 tegen Pillsbury, en 7 in één jaar, 1895. De laatste 12 jaar van zijn wereldkampioenschap verloor Lasker maar één keer, maar hij speelde toen zeer weinig.
Capablanca (1921 - 1927): 3. Relatief de minst verliezende wereldkampioen.
Aljechin (1927 - 1935 en 1937 - 1946): 21. Waarvan 4 tegen Bogoljubow en, aan het eind van zijn leven, twee tegen de niet zo sterke Portugese speler Lupi. Aljechin stierf als wereldkampioen.
Euwe (1935 - 1937): 7. Waarvan één tegen de 67-jarige Lasker. Met 3½ per jaar was Euwe de vaakst verliezende wereldkampioen.
Botwinnik (1948 - 1957, 1958 - 1960 en 1961 - 1963): 15. Waarvan 3 tegen Geller. Botwinnik speelde zeer weinig tijdens zijn wereldkampioenschappen.
Smyslov (1957 - 1958): 1.
Tal (1960 - 1961): 1.
Petrosjan (1963 - 1969): 18. 'Wie de naam heeft te laat te komen komt nooit op tijd.' Petrosjan heette vrijwel onverslaanbaar te zijn ('niet om te kegelen duikelaar'; dat zinnetje van Lodewijk Prins is bij me blijven hangen) maar hij was na Euwe de meest verliezende wereldkampioen. Drie keer tegen Portisch en Kortschnoi - tegen die laatste zelfs beide partijen in een stedenmatch Moskou - Leningrad, 1965.
Spassky (1969 - 1972): 3.
Fischer (1972 - 1975): 0. Zoals bekend speelde Fischer na het behalen van zijn wereldtitel nooit meer, behalve een vreemde 'revanchematch' tegen Spassky in 1992, maar toen was hij allang geen wereldkampioen meer.
Karpov (1975 - 1985) 23. Waarvan driemaal tegen Timman.
Kasparov (1985 - ) 27. Waarvan 5 maal tegen Ivanchuk (het grootste aantal partijen dat een regerend wereldkampioen tegen één speler verloor) en driemaal tegen zijn aanstaand tegenstander Kramnik.

De speler met de meeste overwinningen tegen regerende wereldkampioenen was Bogoljubow met 6; 4 tegen Aljechin en 2 tegen Euwe. Na hem volgen Geller, Larsen en Ivanchuk met ieder 5, waarbij Geller en Larsen zich ook onderscheiden door van het grootste aantal verschillende regerende wereldkampioenen te hebben gewonnen. Geller won driemaal van Botwinnik en éénmaal van zowel Petrosjan als Karpov; Larsen tweemaal van Petrosjan, één maal van Spassky en tweemaal van Karpov.
    Timman staat met 4 overwinningen op regerende wereldkampioenen (3 op Karpov; 1 op Kasparov) op de gedeelde vijfde plaats op dat lijstje. Andere Nederlanders die van een regerend wereldkampioen hebben gewonnen zijn Euwe (Aljechin, 1934), Van Hoorn die in 1936 in een weekendtoernooitje van Euwe won, en Piket met zijn overwinning op Kasparov in 1995.
    Ten slotte: drie wereldkampioenen versloegen zelf nooit een regerend wereldkampioen. Natuurlijk hebben ze daartoe uit hoofde van hun functie ook minder kans, maar toch is het verbazend dat het niet de minsten zijn die nooit een koningsmoord hebben gepleegd: Capablanca, Fischer en Kasparov.

Ivanchuk - Kasparov, Linares 1991
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.Lb5+ Pd7 4.d4 Pgf6 5.O-O cxd4 6.Dxd4 a6 7.Lxd7+ Lxd7 8.Lg5 h6 9.Lxf6 gxf6 10.c4 e6 11.Pc3 Tc8 12.Kh1 h5 13.a4 h4 14.h3 Le7 15.b4 a5 16.b5 Dc7 17.Pd2 Dc5 18.Dd3 Tg8 19.Tae1 Dg5 20.Tg1 Df4 21.Tef1 b6 22.Pe2 Dh6 23.c5 Txc5 24.Pc4 Kf8 25.Pxb6 Le8 26.f4 f5 27.exf5 Txf5 28.Tc1 Kg7 29.g4 Tc5 30.Txc5 dxc5 31.Pc8 Lf8 32.Dd8 Dg6 33.f5 Dh6 34.g5 Dh5 35.Tg4 exf5 36.Pf4 Dh8 (zie diagram) 37.Df6+ Kh7 38.Txh4+ en Zwart gaf het op.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |