ZIENDSCHAAK

Hoe weten we dat er bij de Kaninefaten al blindschaak werd gespeeld? Er zijn bij opgravingen geen schaakborden en -stukken gevonden.
    Er zit een kern van waarheid in dit oude grapje. Wie denkt dat ziendschaak makkelijker is dan blindschaak, moet maar eens proberen wat onder Amsterdamse schakers rond Lodewijk Prins zo'n halve eeuw geleden soms schijnt te zijn gedaan. De stukken werden dan willekeurig over de eerste twee rijen verdeeld; de koning begon bijvoorbeeld op a2, een paard op e1, een pion op g1, enzovoort. Ze hielden de functie die door hun veld van oorsprong werd bepaald; het was gewoon schaak, alleen met rare stukken. Ik weet niet of men ook wel eens de stukken van beide kleuren dooreen husselde, maar ook zonder dat kan je bij dit soort schaak natuurlijk beter maar helemaal niet naar het bord kijken, en blind spelen.
    Het zijn echter niet de minsten die vinden dat ook bij het gewone schaak de stukken de gedachten in de weg kunnen staan; Sjirov en Ivanchuk kijken soms minutenlang in de lucht inplaats van op het bord. In de varianten die ze berekenen staan de stukken immers voortdurend ergens anders dan op het bord, en zo vermijd je hallucinaties die soms zelfs tot spelregelfouten kunnen leiden.
    Een prachtig voorbeeld van zo'n ziendschaak-hallucinatie geeft de Russische schaakgrootmeester-psycholoog Krogius in zijn boek Psychology in Chess onder de noemer 'het behouden beeld'. (Zie diagram)
    In deze stelling, uit Tal - Rossetto, Interzonaal Toernooi, Amsterdam 1964, staat Wit schaak. Hij had erop gerekend nu 25.f4 te kunnen spelen, omdat 25...e5 zou falen op 26.Lxc6+ Kxc6 27.Txe5 Txf4 28.gxf4 Lxf4+ 29.Tg5?! Lxg5+ 30.hxg5 en Wit blijft een stuk voor. Echter, 29.Tg5 mag niet, want de loper staat ondertussen op e3. Tal zag hem echter ook nog op h6 staan. Dat zou hem niet zijn overkomen als hij blind had gespeeld. Nu moest hij 25.Ld2 doen, en de partij werd remise.

Ik kwam hierop door de ongelooflijke spelregel-hallucinatie die voorkwam in Kramnik - Kasparov, vierde matchpartij, Londen 2000. (Zie diagram). Wit was aan zet. Na 59.Kb2? werd het remise (59...Th8 60.Kb3 Tc8 en de pion ging verloren) maar Wit kon winnen met 59.Tg8 Th7 60.Tb8+ gevolgd door a7 en de pion promoveert; 60...Ka7 gaat niet wegens 61.Tb7 mat. Dat had Kramnik tot en met de slotzet gezien, maar hij had ook nog gezien: 61...Ka8 en Zwarts koning staat pat, waardoor hij remisemogelijkheden krijgt. Hij zag niet dat Ka8 niet mag omdat 61.Tb7 mat is.

De laatste hallucinatie is me lief omdat ik er zelf altijd weer als ik dit diagram zie weer intrap. Deze stelling is uit een partij Geller - Fischer, Interzonaal Toernooi, Palma de Majorca 1970 Geller had geanalyseerd dat 66.Kg3 makkelijk remise was. Hij speelde echter 66.Td2, omdat hij ineens zag dat na 66...Kh4 67.Kxf5 de zet g3 niet gaat wegens fxg3+ gevolgd door Kf5xf1. Ik moet zeggen dat ik, iedere keer als ik dat diagram zie, ook denk dat die koning die toren kan slaan. Maar een koning is geen toren. Er volgde: 68.f4 Kh3 69.Td3+ Kh4 70.Td2 Ta1 71.Ke5? Pas dit verliest; 71.Td8 g2 72.Th8+ Kg3 73.Tg8+ Kf3 74.Ke6! is nog remise. 71...Kg4 72.f5 Ta5+ en Wit gaf het op.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |