Laatste ronde VSB-toernooi, Amsterdam 18 mei 1995.
Als Kasparov zijn partij tegen Piket heeft opgegeven komt hij niet meteen
naar de analyseruimte waar Piket en de verzamelde grootmeesters en schaakjournalisten
al wachten. Ik heb daar begrip voor. Deze nieuwe nederlaag, de tweede in
een toernooi van zes ronden, moet een verschrikkelijke slag voor hem zijn.
Maar juist als Piket zijn overwinning dan maar alleen
wil gaan toelichten komt de wereldkampioen toch nog binnen. Ik bewonder
dat. Zoals altijd analyseert hij beleefd en objectief en hij geeft toe
dat hij, toen Piket na zijn zwakke 19...Te4? 20.Lg3! gevonden had, in hogere
zin al verloren stond.
Maar zijn hart is niet echt in deze analyse. Voortdurend
staart hij weg van het bord, in zichzelf mompelend, soms recht in een TV-camera
die hij niet lijkt op te merken. 'Ik probeer dit te reconstrueren,' zegt
hij steeds. 'We hebben dit dagenlang geanalyseerd, acht jaar geleden in
Sevilla. Het staat in mijn notebook. Maar ik weet het niet meer. Ik probeer
het te reconstrueren. We hebben hier mathematisch alle zetten bekeken.'
Als dat waar is, dan is het al de tweede keer in
drie dagen dat hij zijn analyses vergeet - tegen Lautier met het onbegrijpelijke
16.Pd6+?? terwijl hij wist dat zijn computer 16.e5 aangeeft als praktisch
winnend.
Hij lijkt in lichte shock, verdwaasd, analyseert
haast bedeesd, hij kan alleen maar denken aan die vergeten varianten, ergens
in zijn computer. Verdwenen is de bravoure van eerdere zittingen, toen
hij de stukken neerknalde op hun winnende velden, de triomfantelijke lach
waarmee hij zijn krankzinnige ideeën liet zien, dat de hele damevleugel
van Piket niet meer meedeed, dat zijn dame tegen Topalov moordende kracht
had ontwikkeld zonder ooit haar beginveld d8 te verlaten.
Zelfs Dochoyan, zijn secondant die er vroeger altijd
zwijgend bij zat, pakt een pion vast om een zet voor te stellen. Dat heb
ik hem nooit eerder zien doen. De volgende keer zal het een paard zijn,
misschien zelfs een toren. Het koninkrijk wankelt.
Voor de televisie vraagt Hans Böhm hem waarom
hij geen Konings Indisch heeft gespeeld. 'Goeie vraag,' zegt hij. 'Ik weet
het niet. Ik wilde het spelen. Maar vijf minuten voor de partij veranderde
ik van plan. Dat had ik niet moeten doen. De Grünfeld was een erg
slechte keus.'
Inderdaad had ik me een paar uur eerder afgevraagd
waarom Kasparov na 1.d4 Pf6 2.c4 vijf minuten had nagedacht voor hij g6
speelde. Psychologische oorlogsvoering? Wilde hij Piket in de waan brengen
dat hij twijfelde over zijn openingskeus, dat hij onzeker was? Hij wàs
dus onzeker geweest.
Ik vraag hem: 'Bedoel je dat Te4 misschien in je
computer zit en dat je dat niet meer weet?'
'Misschien,' zegt hij. 'Ik zou het graag weten.
Zou jij het ook graag weten?'
'Jazeker.'
'Kom dan straks mee naar mijn hotel, dan kijken
we samen.'
Dit verbaast me enorm. Hij kent mij nauwelijks.
Om precies te zijn: veertien jaar geleden, bij zijn eerste grote toernooi
in het westen, het Interpolis in Tilburg, heb ik hem geïnterviewd.
Dat weet hij nog. Hij weet ook dat ik jaren later een vernietigend stuk
heb geschreven over zijn autobiografie 'Child of Change'. Toch heeft hij
mij tijdens dit toernooi een kort interview toegestaan. Dat heb ik zeer
gewaardeerd. En nu wil hij mij zijn openingsgeheimen laten zien?
Als de analyse voorbij is kijkt hij een tijdje op
een monitor naar Topalov - Lautier. Topalov staat gewonnen, wat Kasparov
nog gedeeld eerste met Lautier zou maken, maar ik krijg niet de indruk
dat deze mogelijkheid hem erg bezig houdt. We kijken in het kleine vertrek
waar de verslaggever van Teletekst zit - niet in de VIP-lounge waar Piket,
Lautier and Topalov na de partijen vaak wat komen drinken en praten met
de toernooi-aanhang. Kasparov komt daar nooit, en op het gezamenlijke diner
is hij ook niet geweest. Hij mijdt gezelschappen, het is geen man die je makkelijk benadert.
Hij vraagt mij nog eens of ik straks met hem mee
ga.
Dan verlies ik hem een tijdje uit het oog, tot hij
tien minuten later de analyseruimte weer binnenstormt, ditmaal met een
hemelse lach, alsof hij te horen heeft gekregen dat er een vergissing is
begaan, en hem alsnog het volle punt in zijn partij tegen Piket zal worden
toegekend. Het blijkt dat Dochoyan een remiseweg heeft gevonden, beginnend
met 29...Df8. Samen met Piket, en anderen die weer binnen komen snellen,
wordt er opnieuw geanalyseerd. Vroeger waren deze analyses demonstraties
van Kasparov, maar nu stellen, behalve Piket en Dochoyan, ook mindere grootmeesters
zetten voor. Maar niet alles is geoorloofd. Als een Belgische bezoeker
zo vermetel is een zet te suggereren zegt Kasparov dat die weerlegd wordt
door koning f1. De Belg mompelt nog wat. Kasparov: 'Koning f1.' De Belg:
'Ja, maar...' Kasparov: 'Ik zei: koning f1. Zeg mij na: koning f1.' De
analyse stopt, het hele zaaltje houdt de adem in, tot de Belg heeft gezegd:
'Oh ja, koning f1.'
Ze ontdekken dat Piket ook na 29...Df8 had kunnen
winnen.
Dan vraagt men de wereldkampioen om in de demonstratiehal
voor het publiek te verschijnen en dat doet hij. Mijn bewondering stijgt.
Hij beantwoordt enkele vragen, zegt dat Piket sterk heeft gespeeld, ontvangt
een warm applaus, en verdwijnt. Hij heeft geen tijd om op het eind van
Topalov - Lautier te wachten, of op de prijsuitreiking, zelfs al kan hij
nog gedeeld eerste worden. Hij heeft haast, later op de avond zal hij per
auto naar Keulen worden gebracht waar hij zaterdag tegen de computer Chess
Genius moet spelen. Hij wenkt me hem te volgen, om samen te gaan kijken
of 19...Te4 in zijn computer zit.
Het blijkt dat we niet zoals ik had verwacht een
taxi nemen, maar dat we gaan lopen. Kasparov en Dochoyan analyseren. Ze
moeten deze wandeling al diverse keren eerder hebben gemaakt, maar nu moet
ik bij iedere hoek zorgen dat ze niet de verkeerde kant opgaan. Het tempo
is ongelooflijk, zelfs al wist ik dat Kasparov voor deze wandeling 12 minuten
op de klokken heeft gebracht, vier minuten sneller dan Lautier.
Hij is niet iemand die je op interessante gebouwen
opmerkzaam maakt, of op het ongelooflijk mooie licht dat in de straten
schijnt, in ieder geval niet onder deze omstandigheden. Hij lijkt mij vergeten,
spreekt geen woord tegen me, behalve wanneer hij me op het Koningsplein
even staande houdt, en zegt: 'f6. Misschien maakt dat nog remise. f6, inplaats
van h5.'
Ik weet dat wanneer ik in de toekomst langs die
plek zal komen, ik even 'f6' zal denken, en me deze vreemde wandeling zal
herinneren. Hij heeft verdriet, en in dat verdriet is hij jongensachtig
kwetsbaar. Wat bezielt deze koning om zijn geheimen te laten zien aan een
wildvreemde, in dit zwarte uur van zijn bestaan? Hij weet dat ik schrijver
ben, dat ik het toernooiboek zal schrijven - dat deze wandeling in dat
boek zal komen.
In zijn hotel gaan we regelrecht naar de kamer van
Dochoyan, een bezemkast naast de suite van Kasparov. Op een tafel in een
hoek staat een schaakbord met stukken erop, duidelijk de resten van een
Koningsindiër. Kasparov gooit zijn regenjas over een stoel, valt neer
op een zitbank, en ik ga naast hem zitten. Zonder een woord te zeggen opent
hij zijn notebook, typt zijn wachtwoord, verlaat Norton Commander, gaat
naar ChessBase, navigeert langs de Grünfeld boom naar de variant die
hij vanmiddag heeft gespeeld, voor het eerst sinds de match tegen Karpov,
acht jaar geleden in Sevilla.
Zetten, stellingen flitsen met onwaarschijnlijke snelheid
voorbij. Af en toe kijkt Kasparov even, proeft, overweegt, herinnert zich
iets, stopt een miljoenste van een seconde. Ik kan nauwelijks geloven wat
ik hier zie - geen partijen, maar pure analyse, voorbereid voor de match
om het wereldkampioenschap van 1987, varianten die op en na de 19e zet
kunnen ontstaan - de Schatten der Wijsheid. Vaak staat er tussen haakjes
achter een inleidende zet een naam, Ivanych. Nooit van gehoord -
een analysator die toen voor Kasparov werkte?
Het lijkt hem niet te deren dat ik al zijn Grünfeld
geheimen zie, misschien in de juiste veronderstelling dat ik niets zal
kunnen onthouden. Maar kan dit dezelfde persoon zijn die me een paar dagen
eerder vertelde dat hij nooit analyses over het Internet verstuurt uit
angst dat zijn vijanden die zullen onderscheppen?
De omvang van deze schaakkennis, de hoeveelheid
werk die schaken op wereldkampioensniveau met zich meebrengt overweldigt
me, maakt me haast misselijk. Al die varianten die zijn bedacht, onderzocht,
nagespeeld, ingeprent, in de vage hoop er ooit een extra halfje mee te
scoren - maar waarschijnlijk om nooit in een partij te worden toegepast.
En dit zijn dan nog maar bijvarianten in een bijvariant van de Prins Variant
in het Grünfeld Indisch. Op d4 speelt Kasparov ook Konings Indisch,
Dame Indisch, Nimzo Indisch, Slavisch, Damegambiet, Benoni. Om het maar
niet over 1.e4 te hebben. Of dat hij met Wit 1.d4 èn 1.e4 speelt.
Hij vindt het heel vervelend, maar hij kan 19.Pa4
niet vinden, laat staan 19...Te4. Hij weet zeker dat Pa4 ergens in een
van zijn computers zit, maar dus niet in deze. Hij geeft het op - zijn
nieuwsgierigheid naar 19.Pa4 zal moeten wachten, en de mijne ook. Hij zet
zijn notebook uit, schudt mij de hand - de speurtocht is afgelopen. Zegt
geen woord meer, loopt niet mee naar de deur. Zonder nog een blik op me
te werpen gaat hij aan de tafel met het schaakbord zitten, en Dochoyan
en hij beginnen te analyseren.
Ik ben net op tijd terug in de speelzaal voor de prijsuitreiking. Laat
in hun eindspel heeft Topalov Lautier laten ontsnappen, en Lautier is ongedeeld
winnaar geworden van het VSB toernooi 1995.
Op een demonstratiebord staat nog de slotstelling
van Piket - Kasparov. En ineens dringt tot me door dat Kasparov's dame op d8
staat - en dat die daar alle 41 zetten van de partij heeft gestaan.
(c) Tim Krabbé 1995
Bovenkant |
Voorpagina |
Schaakpagina |