Murakami
MURAKAMI
© Tim Krabbé, 2007

Haruki Murakami is de enige schrijver van wie ik, na de eerste kennismaking met zijn werk, achter mekaar alles heb gelezen - en toen ik dat had gedaan, heb ik alles herlezen. Die tweede keer vond ik alles nog beter.
    Murakami is ook de enige schrijver van wie ik tijden op de marathon ken. Toen hij midden dertig was, en ten behoeve van zijn schrijverschap van een nachtmens in een dagmens veranderde, is hij aan duursport gaan doen, en niet zo'n beetje: ondertussen heeft hij meer dan veertig officiële marathons gelopen, met een beste tijd van 3 uur en 25 minuten, wat erg snel is. Ik weet niet precies waarom, maar het ontroert me als ik op de uitslagenpagina's van de marathon van Boston zomaar tussen de andere namen in zie staan dat MURAKAMI, Haruki daar in 2006 15454ste is geworden van de 19682 deelnemers. Het gaat nu wat langzamer, hij is ook al 58.
    Murakami is ook een schrijver die alle literaire regels aan zijn laars lapt die er zouden kunnen zijn. In de eerste plaats de Japanse. Dat rennen alleen al kan je zien als rebellie, want een Japanse literator wordt geacht te roken en te drinken, zijn ongezondheid te tonen, en in jury's en televisiepanels als geestelijk leidsman op te treden. Murakami staat iedere ochtend om 4 uur op, schrijft zes uur, rent, zwemt of fietst een of twee uur, vertaalt een paar uur (hij heeft enkele tientallen Amerikaanse romans vertaald) en gaat om negen uur weer naar bed. Hij weigert op welke manier dan ook een Bekende Japanner of een Beroemde Schrijver te zijn, en de Murakamimania die eind jaren tachtig in Japan ontstond toen er van zijn roman Norwegian Wood ineens een paar miljoen exemplaren werden verkocht, heeft hem zelfs het land doen ontvluchten. De gruwel van het verlies van zijn privacy en van de transformatie van zijn mooie boek tot een media-hype kon hij niet aan. Zijn werk speelt meestal wel in Japan, maar daar is alles mee gezegd - er komen geen kimono's, kersenbloesems en theeceremonies in voor, en veel spaghetti en BigMacs, Griekse, Franse en Duitse filosofen, Amerikaanse thrillerschrijvers, Hawaiiaanse surfboardmerken en Italiaanse mode-ontwerpers.
    Hij is een groot schrijver die toevallig een Japanner is.
    Murakami trekt zich ook niets aan van algemene literaire regels. Zijn magnum opus, de zeldzaam rijke roman De Opwindvogelkronieken, was in eerste instantie een boek van 400 bladzijden. Er stak een storm van protest op onder zijn lezers, die het einde te duister vonden. Verzoeknummers voor lezers, is dat niet het zwaarste taboe voor een schrijver? Murakami schreef er 400 bladzijden bij, nog meeslepender dan die eerste 400, en met een niet minder duistere afloop.
    Zoals bijna al zijn werk eindigt ook Murakami's laatste grote roman, Kafka op het Strand, in een kluwen van losse einden, in de steek gelaten subplots en onopgehelderde mysteries. Op een website heeft hij toen meer dan duizend lezersvragen daarover beantwoord. Een schrijver die zijn werk uitlegt! Schande! Maar Murakami heeft die vragen en antwoorden, ongetwijfeld ook als lange neus naar de gevestigde Japanse literaire orde, gebundeld in een baldadige uitgave die er precies zo uitziet als een populair manga-tijdschrift, 'Boy Jump' geheten. Hij noemde het 'Boy Kafka', en gaf het een schreeuwerige buikband met blurbs als: 'Geeft tien maal het plezier van Kafka op het Strand!'
    Dat Murakami een groot schrijver is, zie je alleen al aan de titels van zijn korte verhalen en romans. Landschap met strijkijzer - Superkikker redt Tokio - De Opwindvogelkronieken - Over het zien van het 100% volmaakte meisje op een mooie april-ochtend - Schuurtjes in de fik steken - Lederhosen - Het spaghetti jaar - Hardboiled wonderland en het eind van de wereld - De tweede bakkerij overval - Het kangoeroe communiqué - Een stoomfluit midden in de nacht - Opkomst en ondergang van de puntkoekjes - dat laatste, je ziet het niet meteen aan die titel af, is een bijtende parabel over zijn plaats in de Japanse literatuur. Want die miskenning steekt hem wèl.
    Murakami is geen mooischrijver, een gebeeldhouwde volzin zal je bij hem niet tegenkomen. Hij is een goedschrijver, en wat dàt precies is, is nu eenmaal geheim. Toch: zijn beelden en beeldspraken zijn meesterlijk, soms volstrekt krankzinnig, en altijd van een jaloersmakende raakheid. Zes trekringetjes van bierblikjes liggen in een asbak bijeen als de schubben van een zeemeermin. Karaoke bars zien er uit alsof ze over zes maanden een andere naam zullen hebben. Een vrouw heeft iets kouds en hards - als je haar in de nachtelijke zee liet dobberen, dan zou iedere boot die tegen haar aanvoer waarschijnlijk meteen zinken. Een jongen houdt zoveel van een meisje dat het alle tijgers van de wereld tot boter zou doen smelten. In een dierentuin staat één kangoeroe erbij als een componist wiens inspiratie op is, en springt een andere rond alsof hij een proefritje maakt met zijn staart.
    Waar een ander misschien iets zou stamelen over 'niet op dezelfde golflengte zitten' verzucht de hoofdfiguur van De Opwindvogelkronieken over zijn zwager: Als de dalai lama op sterven had gelegen en Eric Dolphy had hem via de modulaties in het timbre van zijn basklarinet nog even willen uitleggen hoe belangrijk het is de juiste motorolie voor je auto te kiezen, dan hadden ze waarschijnlijk beter gecommuniceerd dan ik met Noboru Wataya.
    In dat boek komt ook een soort privédetective voor met een geringe dunk van zichzelf: 'Als ik een spook was,' zegt deze Ushikawa, 'dan zou ik moeten spoken op wc's en in oude schuurtjes.' Zó voddig gekleed is hij, dat de hoofdfiguur denkt: Als ik kon worden herboren als Ushikawa's kleren, met de garantie dat me in het dááropvolgende leven zeldzame roem en glorie ten deel zouden vallen, dan zou ik nog feestelijk voor de eer bedanken.
    Murakami is ook erg goed in landschappen (vooral zijn koude landschappen zijn bitter koud) en zijn dialogen zijn een genot voor het oor.
    Een vrouw zegt op een receptie tegen een man: 'U lijkt precies op iemand die ik heb gekend.'
    'O, die zou ik dan wel eens willen ontmoeten,' zegt de man.
    'Dat zal niet gaan,' zegt de vrouw, 'want ik heb hem vermoord.'
    Een dialoog is het misschien niet te noemen, maar omdat het kenmerkend is voor Murakami's gerichtheid op eten en de niet-Japanse cultuur, citeer ik toch een restaurant-scene uit Hardboiled wonderland en het eind van de wereld:
    Nadat we een aperitivo hadden besteld sloegen we het menu open. We zochten op ons gemak iets uit. Als antipasti namen we insalata di gamberetti alle fragole, ostriche al vivo, mortadella di fegato, sepie al nero, melanzane alla parmigiana en wakasagi marinata. Als tussengerecht liet zij de keus vallen op een spaghetti al pesto genovese en ik op een tagliatelle alla casa.
    'Wat dacht je ervan om samen nog een maccheroni al sugo di pesce te nemen?' stelde ze voor.

    Het mag dan niet onvermeld blijven dat het hier gaat om een bibliothecaresse met een maagverwijding en een tot levende versleutelingsmachine omgebouwde informatietechnicus die bezig is aan de laatste dag van zijn leven, althans, zijn leven met het bewustzijn dat hij nú heeft.
    Murakami's werk schreeuwt om verfilming, maar, alweer anders dan bijna alle andere schrijvers; op een enkel kort verhaal na weigert hij dat. Maar als Woody Allen of David Lynch het zouden willen, dàn zou hij het meteen doen.
    Bien etonnés
, zou je zeggen, maar ook: dat is het begin van een antwoord op de vraag wàt voor soort verhalen en romans Murakami nou eigenlijk schrijft. David Lynch naverteld door Woody Allen, zou je kunnen zeggen, maar toch nog wel meer: Woody Allen naverteld door David Lynch. Soms denk je ook aan Kafka, soms aan Poe, soms aan Monty Python, soms aan Paul Auster, soms aan een sitcom, soms aan Gogol, soms aan Raymond Carver, soms aan Raymond Chandler.
    Vaak is er een droomachtige sfeer waarin de grens tussen werkelijkheid en verbeelding of zelfs dood en leven niet helemaal duidelijk is - zelfs in zijn realistische zwartromantische miljoenenseller Norwegian Wood. Maar hoe vreemd, surrealistisch, droomachtig, occult, absurd, serieus, filosofisch, knettergek, tragisch, wreed, alledaags, grotesk, of, een héél enkel keertje, pretentieus het ook wordt, Murakami's werk trekt je naar binnen, je leeft mee, je wilt weten hoe het afloopt, je wóónt erin. Oók als we te maken krijgen met een man die op de olifantenfabriek werkt, afdeling oren (hij maakt er vijf per dag), en wiens lichaam in bezit dreigt te worden genomen door een dwerg die op de muziek van de Rolling Stones en Ravel danst.
    Een andere regel overtreedt Murakami door, bij al zijn ongebreidelde verbeeldingskracht, vaak hetzelfde te doen. Boek na boek, verhaal na verhaal lopen er katten en vrouwen weg, zijn er onopgehelderde verdwijningen en verschijningen, raken mensen hun naam of hun spraakvermogen kwijt, wordt er wasgoed gestreken, zijn er bijzondere oren en oorlelletjes, leegstaande putten, bibliotheken, olifanten. Een nummer op het T-shirt van een meisje komt zes romans later terug als het nummer van een griezelige hotelkamer. Allerlei personages die niets met elkaar te maken hebben, hebben hetzelfde beroep of dezelfde naam. Er zijn nogal wat sprekende dieren; een kikker van 1 meter 80 die Nietzsche en Hemingway citeert, een aap, en in Kafka aan het Strand komt zelfs een sprekende mens voor - de consequentie van het feit dat de figuur Nakata in dat boek het vermogen heeft om met katten te praten. Eén van die katten complimenteert hem daarmee - een pratende mens, dat had hij nog nooit meegemaakt.
    Soms komen korte verhalen, lang nadat ze al gebundeld waren, terug als complete roman. Zo'n verhaal, heeft Murakami gezegd, stormt dan midden in de nacht zijn slaapkamer binnen, roepend: 'Hé, wat lig jij daar te pitten. Je kan mij niet zo achterlaten, er is méér aan mij te vertellen!'
    Murakami schrijft zoals hij leest, zonder plan, genietend van de droom die zich gaandeweg voor hem ontvouwt, en waarin hij, anders dan in gewone dromen, iedere dag kan terugkeren. Hij begint met een titel, een zin, of een beeld. Een man kookt 's ochtends om half elf spaghetti, en de telefoon gaat. Dat was alles, maar daar is eerst een kort verhaal, en jaren later de 800 pagina's tellende roman De Opwindvogelkronieken uit voortgekomen.
    Als Murakami niet weet hoe het verder moet, dan heeft hij in het algemeen twee oplossingen.
    De eerste is dat de hoofdfiguur dan óók niet weet hoe het verder moet, en bladzijden lang maar wat rondloopt door de stad, een espresso drinkt in een café, weer naar zijn hotelkamer gaat en daar een biertje uit de ijskast pakt. En dan zie je het gebeuren - in hemelsnaam gaat hij maar naar de bioscoop, en op het witte doek krijgt het verhaal ineens de wending waar Murakami en zijn lezers op zaten te wachten.
    Murakami's andere oplossing is een variant op het beroemde advies van Raymond Chandler: 'Als je niet weet hoe het verder moet, laat dan een man met een pistool de kamer binnenkomen.'
    Alleen komt er dan in Kafka aan het Strand geen man met een pistool binnen, maar een figuur met een hoge zwarte hoed, een rode pandjesjas, een witte kuitbroek en lange zwarte laarzen, die zich voorstelt als Johnny Walker, bekend van het whisky-merk. Onder het zingen van het lied "Hey ho, hey ho, it's off to work we go" van de Zeven Dwergen van Walt Disney, vertelt deze Johnny Walker dan aan de kattenprater Nakata dat hij katten rooft en hun koppen afsnijdt - Nakata krijgt er een ijskast vol van te zien. Vervolgens eet Johnny Walker hun nog kloppende harten op om, zo legt hij uit, van hun zielen een magische fluit te maken waarmee hij nog grotere dieren zal lokken om een nog grotere fluit te maken - hij is alléén bereid daarmee te stoppen als Nakata zo vriendelijk wil zijn hem met een mes dood te steken.
    'Ik had het gevoel dat dat het verhaal verder zou helpen,' heeft Murakami daarover gezegd.
    Je ziet het Tolstoj of Flaubert niet doen, maar het wonderbaarlijke, het geniale van deze hemeltergende grand guignol is dat dit toch een hartverscheurende en ijzingwekkende scene is, waarin je meeleeft met de ontzetting van de zwakbegaafde schat Nakata, en dat die scene volstrekt niet de echtheid aantast van Kafka Tamura, 'de stoerste vijftienjarige in de hele wereld', die in de andere verhaallijn op zoek is naar zijn moeder, zijn zus en zijn volwassenheid. En dan presteert Murakami het om 200 bladzijden verder doodleuk óók nog eens Kolonel Sanders, het ikoon van Kentucky Fried Chicken, tussen de karaoke-tenten vandaan te laten springen, als metafysische pooier. Niet van een gewoon hoertje, dat spreekt.
    'Het was heerlijk,' zegt haar klant, de vrachtwagenchauffeur Hoshino, wat later.
    'Hoe heerlijk?' vraagt ze.
    'Alsof er geen verleden of toekomst meer was.'
    'Het zuivere heden is de ongrijpbare voortgang van het verleden dat de toekomst verslindt,' zegt het meisje dan.
    'Wat zeg je nou?' zegt Hoshino.
    'Henri Bergson, Materie en Geheugen,' antwoordde ze, het zaad van de top van zijn lul likkend.

    Dan zou het háást bij je opkomen om te denken: 'Nou wordt het tijd om weer eens een rondje te gaan rennen, Murakami.' Maar toch, zelfs dan, het is zó goed geschreven, het is zó geestig, en het helpt het verhaal verder, want alleen door zich met dat hoertje te verenigen kon de ondertussen tot Beethoven- en Truffaut-liefhebber bekeerde Hoshino de steen vinden die, na op de juiste wijze door Nakata te zijn opgewreven, de weg wees naar de bibliotheek waar de verhaallijnen samenkomen.
    'Ik heb niets te vertellen,' heeft Murakami gezegd, waarmee hij, hoop ik, en vertrouw ik, bedoelt dat hij geen boodschap heeft. Hij heeft niets met symbolen, met kabbalistiek, met New Age. Als een man veertig bladzijden lang op de bodem van een put zit, dan zit hij op de bodem van een put en niet in de baarmoeder. Het gaat Murakami om de betekenis van zijn verhalen. Maar wat die nou precies is, dat maken de lezers maar uit.
    De spijker op de kop - iedere boodschap, iedere betekenis, iedere diepe bedoeling zou ook in een slecht verhaal kunnen zitten, en hoe duidelijker die boodschap of bedoeling, hoe slechter meestal het verhaal. Murakami voldoet met zijn werk aan een wens die ik niet alleen als lezer, maar ook als schrijver heb: als het boek uit of af is, dan wil ik het gevoel hebben: hier is iets heel belangrijks gezegd - maar ik hoef niet te weten wàt.
    Als je een schatkist vindt, dan heb je de neiging die voor jezelf te houden. Met Murakami zal dat niet gaan - ik hoop dan ook dat Dinner with Murakami voor veel Nederlandse lezers aanleiding zal zijn om deze schier onuitputtelijke, betoverende, diepe meester van de verbeelding te gaan lezen.
    Zelf denk ik dat ik maar eens aan een derde ronde begin.

© Tim Krabbé, 2007

Toespraak bij de voorpremière van de documentaire Dinner with Murakami van Yan Ting Yuen, 21 februari 2007.

Bovenkant | Voorpagina