EEN DIEPE, WINNENDE FOUT

In 1907 werd in het toernooi van Oostende de volgende aardige partij gespeeld:
Tarrasch - Burn, Oostende 1907, 2e ronde
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 a6 4.La4 Pf6 5.O-O b5 6.Lb3 Le7 7.d4 d6 8.a4 Lg4 9.c3 O-O 10.Dd3 Dd7 11.Lg5 Lxf3 12.Dxf3 exd4 13.axb5 Pe5 14.Dd1 dxc3 15.Pxc3 axb5 16.Txa8 Txa8 17.f4 Pc4 18.e5 Pe8 19.Lxe7 Dxe7 20.Pxb5 dxe5 21.Dd5 Pb6 22.Dxe5 Db4 23.Te1 g6 24.Pd4 Pg7 (zie diagram) 25.Td1 c5 26.Lxf7+ Kxf7 27.Pc6 Db3 28.De7+ Kg8 29.Td8+ Txd8 30.Dxd8+ Pe8 31.Dxe8+ Kg7 32.De5+ Kh6 33.Pe7 Dd1+ 34.Kf2 Dd4+ 35.Dxd4 cxd4 36.Pc6 d3 37.Pe5 d2 38.Ke2 Pd5 39.g3 en Zwart gaf het op.
    In zijn altijd interessante column op www.chesscafe.com gebruikte Richard Forster onlangs deze partij om te laten zien hoe een winnaar er bij zijn latere analyses toe neigt smetten op zijn mooie partij te negeren en te doen alsof hij alles al gezien had.
    Siegbert Tarrasch (1862 - 1934) hoorde lang bij de beste vijf schakers van de wereld, en hij was een groot schrijver, helder en geestig - zijn boek Dreihundert Schachpartieen is een monument. Maar ijdel was hij ook. Nog tijdens het toernooi noemde hij in de Berliner Lokal-Anzeiger zijn 25.Td1 'Een zeer goed verborgen inleiding tot een diepe, winnende combinatie, die deze partij blijvende waarde geeft.' Op 25...Te8 zou hij 26.Dxc7 hebben gespeeld, want na 26...Te1+ 27.Kf2 gaat Zwart mat. 30...Kf7 ging niet wegens dameverlies na 31.Pe5+ en Dg8+, 'maar als de dame op de 27ste zet ergens anders heen was gegaan, dan had Wit het paard op g7 gewonnen, en was hij een pion voorgebleven.'
    Maar in The Field schreef Leopold Hoffer dat Tarrasch bij de analyse meteen na de partij had gezegd dat 25...Te8 remise had gemaakt; hij zou dan 26.Db5 hebben gespeeld. En dus niet 26.Dxc7; dat was een later inzicht. Hoffer zei ook dat 27...Db5 remise had gehouden, wat door Schlechter in de Deutsche Schachzeitung werd bevestigd; na 28.De7+ Kg8 29.Td8+ Txd8 30.Dxd8+ Kf7 31.Pe5+ Ke6 32.Dg8+ Kf5 33.Dxg7 Dxb2 heeft Zwart niets te vrezen - Burn's 27...Db3 was gewoon een blunder.
    Tarrasch moet dat gelezen hebben, want toen hij later in 1907 het toernooiboek schreef, was de 'goed verborgen, diepe inleiding tot een winnende combinatie' veranderd in 'een inval'. Maar hij hield vol dat Wit na 27...Db5, aan het eind van Schlechters variant, met 34.Df7+ Ke4 35.Pf3 nog voordeel heeft.
    Daarna was het woord aan Georg Marco, Tarrasch' aartsvijand. In zijn Wiener Schachzeitung schreef hij over 25.Td1: 'Deze combinatie voert slechts tot winst omdat Burn een grove blunder maakt. Het is opmerkelijk dat Dr. Tarrasch dit noch tijdens, noch na de partij heeft gezien. Dit voorbeeld toont aan dat de winst afhankelijk is van volstrekt onberekenbare toevallen en dat soms zelfs de grootste kampioenen de eenvoudigste zetten over het hoofd zien.' Na Schlechters variant gaf Marco: 34.g4+ Ke4 35.Db7+ Kd4 'en Wits stoom is verdampt.'
    Eind 1907 stond in Deutsches Wochenschach nog dat Zwart behalve met Db5, ook met 27...Da4 remise kon maken: 28.De7+ Kg8 29.Td8+ Txd8 30.Dxd8+ Kf7 31.Pe5+ Ke6 32.Dxb6+ Kf5 33.Pf3 Dd1+ 34.Kf2 Dc2+ 35.Ke3 De4+ enz. Dat vermeldde Tarrasch niet toen in 1912 zijn Die Moderne Schachpartie verscheen, en zonder nieuwe analyses te geven bleef hij erbij dat Wit na 27...Db5 voordeel zou hebben behouden.
    Dat weerlegt Richard Forster nu in nieuwe analyses, maar zijn interessantste ontdekking is dat Wit inplaats van 25.Td1 een veel sterkere zet heeft die nooit was opgemerkt: 25.Tc1 Pion c7 hangt dan, c5 is verhinderd, en op 25...Te8 volgt 26.Lxf7+ Kxf7 27.Txc7+ Te7(?) 28.Pc6 met winst.
    Kortom: de 'verborgen inleiding tot een winnende combinatie'; de 'inval' 25.Td1 was een fout die een voordeel uit handen gaf dat met 25.Tc1! had kunnen worden vastgehouden. Maar Tarrasch hield koppig vast aan zijn mooie combinatie.

© Tim Krabbé, 2002


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site