EEN KONING

Botwinnik, die met twee korte onderbrekingen mijn hele schaakjeugd lang wereldkampioen was, van 1948 tot 1963, werd dat op de leeftijd van 37 jaar. Het is vreemd te bedenken dat Kasparov de titel verloor op zijn 37ste, na 15 jaar kampioen te zijn geweest. Je zou kunnen zeggen: door vermoeidheid en slijtage. Het schaken is veranderd. Kasparov moet tien keer zoveel zetten in zijn hoofd hebben als Botwinnik, en de hoofden zijn nog even groot.
    Ik vind het jammer dat hij geen kampioen meer is. Hij was een waar koning, en bovendien een man van grote ideeënrijkdom, 'die dingen liet zien die daarvoor niet voor mogelijk waren gehouden.' Dat heb ik al eens geschreven, over Tal - dat het ook geschreven kan worden over Kasparov, nu het spel zich een kwart eeuw verder heeft ontwikkeld, is misschien het grootste compliment dat je hem kunt maken.
    Ik heb hem een paar keer ontmoet. Voor het eerst toen hij 18 was, en zijn eerste grote buitenlandse toernooi speelde, het Interpolis in Tilburg. Hij was toen al vrij nors en ontoegankelijk, maar toen hij me een partij ging demonstreren die hij verloren had, maar had moeten winnen (tegen Petrosjan, met Wit), ging hij zo op in de fantastische mogelijkheden dat de norsheid vervloog, tegelijk met het besef dat ik dat allemaal nooit zou kunnen volgen.
    Hij wordt vaak als een despoot gezien, maar de vrijheid op zijn website kasparovchess.com is ongelooflijk; zijn medewerkers nemen geen blad voor de mond als ze iets ongunstigs over hem te zeggen hebben. En mijn eigen meest bizarre aanraking met het topschaak heb ik te danken aan de ruimhartigheid (als het dat was, want ik heb nooit begrepen wat hem bezielde) van Kasparov.
    Ik heb ooit een recensie geschreven over zijn boek Child of Change (1987) dat ik kinderlijk, ijdel, schandelijk en nog een paar dingen noemde. Dat vond hij schandelijk, hoorde ik uit zijn entourage, en toen ik kort daarna in een simultaan tegen hem speelde zei hij bij het handenschudden, verlegen en dreigend tegelijk: 'I know who you are, mister Krabbe', om mij vervolgens nog veel erger te verslaan dan mijn recensie was geweest.
    Hij is niet iemand die dat soort dingen vergeet en daarom waardeerde ik het enorm dat hij mij in 1995, toen ik het toernooiboek van het VSB-toernooi schreef, een interview toestond. Dat hij nors onderging, behalve toen hij vertelde hoe heerlijk het is als er nieuwe schaak-ideeën bij je opkomen. Daarom zou hij altijd willen blijven schaken.
    In de laatste ronde van dat toernooi verloor Kasparov tegen Piket, zijn tweede nederlaag in een toernooi van zes ronden, die hem bovendien de eerste plaats kostte. Desondanks analyseerde hij met Piket. Een grote rol daarbij speelde diens zet 19...Te4 waarvan Kasparov zeker wist dat hij die ooit bekeken had, maar wat hij toen gezien had, had hij zich tijdens de partij niet kunnen herinneren. Hij was nieuwsgierig of het in zijn computer zat. Ik maakte daar een loze opmerking over, waarop hij me recht aankeek en vroeg of ik óók nieuwsgierig was of Te4 in zijn computer zat. Ik zei ja, en hij: 'Ga dan straks mee naar mijn hotel, dan zoeken we samen.'
    Toen hij de toernooizaal wilde verlaten zocht hij mij, de man die hij alleen kende van dat rot-stukje, speciaal op om mee te gaan. We beenden door de stad, Kasparov totaal verzonken in zijn verdriet en in blind-analyses met zijn secondant Dochojan. In zijn hotel plofte hij neer op de bank, opende zijn laptop, tikte zijn wachtwoord en liet een stroom van stellingen over het scherm schieten. Ik wist niet waar ik het meest verbaasd over moest zijn; dat hij mij die geheimen liet zien (hij kon zich niet voldoende voor mij interesseren om te beseffen dat ik geen pion van wat ik zag zou kunnen onthouden) - of om de veelheid van die stellingen zelf. Het was haast om onpasselijk van te worden: de zet die hij zocht was er één in een van de tientallen varianten van een van de tientallen vertakkingen van een van de tientallen openingen die hij moest kennen om op zijn niveau te kunnen schaken.
    19...Te4 was niet te vinden - misschien zat dat in een van zijn andere computers, ergens anders ter wereld. Onderhoud afgelopen. Hij stond gewoon op, en liep naar de tafel waar Dochojan al zat te analyseren wat er die middag was misgegaan.

Een goed voorbeeld van een geniaal Kasparov-idee was te zien in (of eigenlijk na) zijn eerste partij tegen Piket in datzelfde toernooi.
Kasparov - Piket, VSB toernooi, Amsterdam 1995
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lc4 Lc5 4.b4 Lb6 5.a4 a5 6.b5 Pd4 7.Pxd4 Lxd4 8.c3 Lb6 9.d4 exd4 10.O-O Pe7 11.Lg5 h6 12.Lxe7 Dxe7 13.cxd4 Dd6 14.Pc3 Lxd4 Interessant is hier 14...Dxd4 15.Pd5 Dxc4 16.Pxb6 cxb6 17.Dd6 De6 18.e5 Dxd6 19.exd6 Ik zat bij die analyses, en begreep totaal niet waar Kasparov met dat stukoffer heen wilde - maar Piket ook niet. 'Dan speel ik Kd8 en ik ruil een stel torens,' zei hij: 19...Kd8 20.Tfe1 Te8 21.Txe8+ Kxe8 (zie analysediagram) Pas toen zag iedereen het: Zwart heeft een stuk meer, maar al zijn stukken zijn opgesloten en Wit speelt met een stuk meer. Later bleek dat Zwart het in die variant met 17...h5 en 18...f6 beter kan doen, maar het gaat om het schitterende idee - een idee dat zelfs iemand als Piket één zet voor het op het bord verscheen niet zag.
    In de partij volgde: 15.Pd5 Lxa1 16.Dxa1 O-O 17.e5 Dc5 18.Tc1 c6 19.La2 Da3 20.Pb6 d5 21.Pxa8 Kh8 22.Pb6 Le6 23.h3 Td8 24.bxc6 bxc6 25.Tc3 Db4 26.Txc6 Tb8 27.Pxd5 Dxa4 28.Tc1 Da3 29.Lc4 en Zwart gaf het op.
    Ik hoop dat Kasparov nog lang blijft schaken.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |