GEVECHTSTORENSEen jaar of twintig geleden logeerde ik in Zuid Frankrijk in een gerestaureerd middeleeuws kasteel. De eigenaar en hoofdbewoner was een 85-jarige Nederlander, De Waal. Hij was als jonge man naar Amerika getrokken, had daar zijn fortuin gemaakt, en dat gebruikt om op zijn oude dag een droom te laten uitkomen: in het zonnige Zuid Frankrijk te wonen. Een jaar of tien eerder had hij zijn heap of stones gekocht en daar, voor een deel eigenhandig, weer een kasteel uit opgebouwd.
Dat werk was nu alweer een paar jaar af, en De Waal had weer tijd voor zijn hobby, waar hij een oude stal voor had ingericht. Op een dag nodigde hij mij uit om te komen kijken. Die stal leek op de werkplaats van een instrumentmaker, en dat was het ook eigenlijk: overal lagen raderen, drijfstangen, keteltjes, hefbomen, assen, gereedschappen. De Waal liet me een klein, glanzend machientje zien, en zette het aan. Een drijfstangetje bewoog, een wieltje draaide, een hefboompje hief. Hij keek ernaar zoals een componist kijkt bij de eerste uitvoering van zijn opera, een ouder naar de eerste schrijfletters van een kind. Ik wist dat ik niet moest vragen: 'Waar is dat voor?' - dat machientje was nergens voor, het was er alleen maar om een stoommachientje te zijn, om de maker het geluk te schenken dat het bestond, dat het leefde, dat het werkte - woorden waarmee Nabokov dat gevoel eens heeft beschreven.
Ik heb vaak aan dat moment moeten denken, maar pas veel later beseft dat het precies samenvatte waar het om gaat in de kunst: maakdrift. Het sterkst is dat geluksgevoel wanneer de schepping geen nut buiten zichzelf heeft, en het alleen gaat om de kloppendheid, de elegantie, het bestaan van het ding zelf. Die woorden van Nabokov gingen dan ook over een schaakprobleem dat hij had gecomponeerd.
Een tijdje geleden zag ik een schitterend probleem dat me sterk aan het stoommachientje van De Waal deed denken, niet alleen omdat die nutteloze kloppendheid er zo sterk inzat, maar ook omdat het ding echt aan een elegant machientje deed denken - en waarschijnlijk ook omdat het idee van dat probleem, een gevecht tussen torens, het beeld opriep van een middeleeuws kasteel.
De naam van de maker, Awenir Popandopulo, doet een Griek vermoeden, maar hij was (1920 - 1988) een Sovjet-burger die ik in de loop der jaren vaak ben tegengekomen als eengeniaal componist in een genre dat ik voor mezelf 'het romantische mechanisme' ben gaan noemen - mooie machientjes.
Mat in 8
A. Popandopulo, 1964
Je ziet al vlug twee matzetten, Pf7 en g5, die voorlopig ieder door een zwarte toren onmogelijk worden gemaakt. Dat brengt je op het idee om die torens lastig te vallen, en dat kan op een aantal voor de hand liggende manieren. Ta4 moet pion g4 bijven pennen, maar die penning kan worden onderbroken met bijvoorbeeld 1.d4. De toren moet die pion dan slaan (Txd4), en is daarmee naar een veld gelokt waar hij opnieuw kan worden aangevallen: 2.Td3 Als Wit na Tf4 dan 3.Txd6 speelt, met de bedoeling Td8, Pf7+ en Th8 mat, dan wint Zwart genoeg tijd met 3...fxg4 Op 4.Td8 volgt dan g3+ 5.Pg4+ Txg4+ 6.Kxg4 Tb4+ en Wit komt te laat, en na 4.Pxg4+ Txg4+ 5.Kxg4 Tb4+ 6.e4 Txe4+ 7.Lxe4 g6 is Wit ook net te laat.
Ook met 1.Txa3 komt Wit niet verder; Zwart speelt weer 1...Tf4 en Wit is niets opgeschoten.
Misschien moet Wit dan de andere toren lastigvallen. 1.Tb3 ligt voor de hand, want als die toren wijkt, bv. naar c7, volgt er 2.Tb8 en snel mat door Pf7+ en Th8. Zwart pareert echter met 1...Pb6! (2.axb6 a6) en Wit heeft alleen maar tijd verloren.
Toch ligt de oplossing in het plagen van eerst die toren, en dan de andere. Na 1.a6! dreigt er 2.axb7 en 3.Pf7 mat; de toren moet dus naar een ander veld op de zevende rij. Maar welk veld hij ook kiest, er blijkt een nadeel aan verbonden. Bijvoorbeeld 1...Tc7 2.c4! Txc4 3.Tc3! Txg4+ (na Ta4 of Tf4 volgt hetzelfde; dit houdt Wit één zet langer bezig) 4.Pxg4+ fxg4 5.Txc6! Breekt door de tweede verdedigingslinie. Tc7 moet opnieuw vluchten, maar steeds volgt er dan op tijd mat; bijvoorbeeld 5...Td7 6.Tc8, 7.Pf7+ en 8.Th8 mat.
Het zal duidelijk zijn wat er moet gebeuren als de toren na de sleutelzet een ander vluchtveld kiest:
1...Td7 2.d4! Txd4 3.Td3! Txg4+ 4.Pxg4+ fxg4 5.Txd6! T- 6.Td8, 7.Pf7+ en 8.Th8 mat
1...Te7 2.e4! Txe4 3.Te3! Txg4+ 4.Pxg4+ fxg4 5.Txe6! T- 6.Te8, 7.Pf7+ en 8.Th8 mat
De witte toren vecht zich door twee pionnenmuren heen, een witte en een zwarte, en langs twee zwarte torens.
Dit thema, waarbij twee stukken een duel uitvechten, wordt in het probleemschaak oppositie genoemd, een term die daar dus een andere betekenis heeft dan in het gewone schaak. Wat we hier zien, heet in het boek waarin ik het vond, een drievoudige dubbele toren-toren oppositie.
Liever zie ik een middeleeuwse gevechtstoren voor me, die zich door het voetvolk heenvecht en twee vijandelijke gevechtstorens omverwerpt, alvorens het kasteel te kunnen innemen.© Tim Krabbé, 2001
Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site