DE ONDERGANGSZET
Ik schrijf en ik schaak. Dat brengt lezers soms op het idee dat ik als schrijver
ook schaker ben, en dat er in mijn romans, vooral in Het Gouden Ei,
zet voor zet een strijd wordt uitgevochten tussen twee machten - dood tegen
leven, kwaad tegen goed. Ik vind dat altijd een beetje flauw, want die lezers
denken dat omdat ze weten dat ik schaak, en niet door het boek zelf.
Een veel aardiger verband tussen Het Gouden Ei en schaken
werd onlangs gelegd door Kees Fens (een schaker, niet de gelijknamige schrijver)
in het clubblad van zijn club UVS. In dat stuk, Het Gouden Ei van het
schaken, had hij het over een 'suïcidale neiging' die hem soms tijdens
een partij overvalt - de onweerstaanbare drang om een zet te spelen waarvan
hij aanneemt of zelfs weet dat die slecht is. Hij speelt die zet dan
tegen zijn berekening in soms toch, omdat dat 'de enige manier is
om er echt achter te komen dat je oordeel - dat de betreffende zet fout
is - correct is'.
De eerste keer dat Kees Fens deze 'drang tot de ondergang,
om maar de Waarheid te kunnen weten' bij het schaken bespeurde, dacht hij
meteen ook aan Het Gouden Ei, waarin dit thema dubbel voorkomt. Eén
man wil weten wat er met zijn verdwenen vriendin gebeurd is, en grijpt de
geboden kans daartoe, al weet hij dat hem dat het leven zal kosten - een
andere man wil weten of hij tot slechtheid in staat is, en begint daarom
met de uitvoering van een misdadig plan, benieuwd of hij daarmee tot het
eind door zal gaan. 'Ik denk dat elke schaker het hier besproken dilemma
kent,' schrijft Kees Fens, en hij vraagt zich af of het misschien zelfs mijn
inspiratie en mijn thema is geweest.
Ik ken dat dilemma maar al te goed. Ook ik ben vaak aan
het schaakbord overvallen door de drang, een soort geilheid haast, om een
ondergangszet te doen. Maar dan om iets boeiends mee te maken, uit pronkzucht,
uit nieuwsgierigheid, en zeker niet om de Waarheid over die zet te weten
te komen. Daar is een partij niet voor geschikt. Van clubschaak tot ver daarboven
is de tegenstander geen onfeilbare toetssteen - na de ondergangszet zullen
er over en weer nog zoveel fouten volgen dat er van de Waarheid niets overblijft.
Ik moest aan iets heel anders denken - de onbruikbaarheid
van de vrije wil. Bij het verlaten van behaaglijke situaties ('s ochtends
in bed, onder de douche, in het wielerpeloton, zetten overwegend aan het
schaakbord) kan je nòg zo van plan zijn om op te staan, de douche
eens uit te zetten, te demarreren, een zet te doen - je zult bijna altijd
merken dat je ineens opgestaan bent, de douche uitgezet hebt,
gedemarreerd bent, die idiote zet gespeeld hebt. Je was even
vergeten te willen, en ineens merk je dat je hand een moment van onoplettendheid
van je wil heeft gebruikt om die rare zet te spelen.
Kees Fens besluit met de opmerking: 'Ik denk wel eens
dat Het Gouden Ei alleen maar door een schaker geschreven had kunnen worden.'
Dat denk ik ook wel eens, maar dan toch op een andere manier. Voorzover ik
als schrijver schaker ben, ben ik probleemliefhebber - iemand die van kloppende
en mooie constructies houdt. Daarin voel ik mij verwant aan Nabokov, in wiens
romans je soms de probleemcomponist herkent die hij ook was.
Mat in 3
V. Nabokov
The Sunday Times, 1968
1.Kf7 Txh4 (Kxf5 2.Pxe3+ Kf4 3.Df2 mat) 2.Kxf6 Th6+ 3.Dxh6 mat.
Switchback na annihilation heet dat in het (veelal Engelstalige) problemistenjargon,
maar Nabokov schrijft: 'Dit is het zogenoemde Nabokov thema.' Dan toch alleen
door hem zo genoemd - van dat thema is buiten zijn boek Poems and Problems
niets bekend. Maar het is wel een terugkerend thema in zijn romans. In dit
probleem wordt Zwart gedwongen een hindernis op te ruimen die zijn eigen
ondergang in de weg stond, waarna hij terug moet keren naar de plek waar
die ondergang zich voltrekt. Precies zo gaat het in romans als Laughter
in the Dark en Transparent Things, en doorgewinterde themazieners
zullen het ook in Lolita en andere romans van Nabokov kunnen aanwijzen.
© Tim Krabbé, 2003
Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina |
Hoofdpagina
schaken |
Hoofdpagina
algemene site