DE SPIEGELAAR

No Rook Unturned van Harrie Grondijs is een boek van 360 bladzijden rond één enkele zet - c7-c8T van Saavedra. (zie diagram) 1.c7 Td6+ 2.Kb5 Td5+ 3.Kb4 Td4+ 4.Kc3 Td1 5.Kc2 Td4 6.c8T! Ta4 7.Kb3 en wint.
    De rondreizende Spaanse priester Fernando Saavedra, een middelmatig schaker, werd met die ene zet (andere zijn niet van hem bekend) een schaakmythe. Over die zet heb ik hier eerder geschreven (zie Wat wist Saavedra? en Canard) en zoals die tweede titel al aangeeft - daarbij ben ik er eens vreselijk ingestonken.
    Die stelling had op 18 mei 1895 in de Glasgow Weekly Citizen gestaan; op 25 mei verscheen de oplossing met de zet van Saavedra. Maar een Ierse schaakhistoricus ontdekte dat de Ierse kampioen, Porterfield Rynd, op diezelfde dag in zijn rubriek in de Dublin Saturday Herald een simultaanpartij had gepubliceerd waarin hijzelf die zet al 'drie of vier jaar geleden' had gespeeld. (zie diagram rechts); 1.f7! Txe5+ 2.Kg4 Te4+ 3.Kf3 Te1 4.Kf2 Te4! 5.f8T! Th4 6.Kg3 enz.
    Opgewonden meldde ik deze schaakscoop van de eeuw, maar al snel pakten de donkere wolken zich boven mijn mooie verhaal samen. Porterfield Rynd (1847-1917; bijna een halve eeuw Iers kampioen; briljant blindspeler, vooraanstaand jurist, eminent pianist, sterk tennisser, roeier, zwemmer en biljarter) zou een 'slechte naam' hebben. Hij heette gewoon Rynd en had dat opgesierd met Porterfield; boven zijn rubrieken stond niet Schaken, maar 'By Porterfield Rynd, the Irish Champion'; hij had ten onrechte beweerd het helpmat te hebben uitgevonden, en hij had een partij van Tschigorin met verwisselde kleuren als eigen winstpartij gepubliceerd.
    Een ijdeltuit dus, maar ook ijdeltuiten doen soms goede zetten. Toen vond de studie-kenner John Roycroft een rubriek van Rynd waarin hij een recente studie van Cordes als door hemzelf gespeelde partij-combinatie publiceerde. Gespiegeld, net als de Saavedra stelling.
    Daarmee was Rynd ontmaskerd als dief. Het zou aardig zijn die rubriek van hem eens helemaal door te spitten naar nog meer beroemde stellingen die hij voor zijn spiegel gehouden had, maar inplaats daarvan doet Grondijs een krampachtige poging Rynd toch als een soort held te zien, wiens wens dat hij Saavedra's zet zelf gespeeld had, nauwelijks onderdoet voor werkelijkheid.
    Grondijs vindt Rynd een leuke Dickensiaanse excentriekeling, en veronderstelt dat hij misschien zelfs voorkomt in dat boek van die andere Dubliner, Ulysses van James Joyce. Ik vind Rynd, met zijn verhalen over zichzelf in de derde persoon ('...verdiensten op probleemgebied... de Ierse schaakwereld waarvoor hij zoveel gedaan heeft... hij schonk al zijn talenten aan de bevordering van het spel'), een kwast.
    Een groot deel van Grondijs' boek (zelden zag ik een goed verhaal zó rommelig verteld) bestaat uit de complete Saavedra-correspondentie van John Selman, de Nederlander die die geschiedenis reconstrueerde. Dat voegt weinig toe aan Selmans eigen bondige verhaal daarover. Maar het schaaktechnische deel is interessant, met meer dan dertig studies die op c7-c8T gebaseerd zijn.

Wit speelt en wint
D. Gurgenidze, 2000

1.g8D Ld5+! 2.Dxd5 Txd3+ Dxd3 is nu pat, maar wat anders? 3.Kxb4! Txd5 4.c7 en we zijn in de 'Saavedra'. 4...Td4+ 5.Kb3 Met 5.Kb5 zou Wit eerst nog een soort toeristisch uitstapje kunnen maken langs de oer-Saavedra: Td5+ 6.Kb6 Td6+, en dan weer terug 5...Td3+ 6.Kc2 Td4 en nu lijkt het remise vanwege 7.c8D Tc4+ 8.Dxc4 pat. Maar: 7.c8T! De zet van Saavedra die Porterfield Rynd zo mooi vond dat hij er zijn reputatie voor te grabbel gooide 7...Ta4 8.Kb3 met mat of torenwinst.

© Tim Krabbé, 2004


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site