TOEVALSKUNSTWERK

Onlangs vond ik, dankzij de Zwitserse schaakpublicist Richard Forster, het verloren gewaande begin van een van de meest fascinerende verhalen in de schaakliteratuur. Om niet meteen te verklappen welk verhaal laat ik het beslissende diagram weg, maar de kenner heeft genoeg aan de namen van de spelers waar alles mee begon.

Fenton - Potter, vierde matchpartij, Londen 1875
Fenton was een onbetekenende amateur, maar de nu (behalve dan door dit verhaal) volkomen vergeten Engelse schaker William Potter (1840 - 1895) moet een zekere invloed hebben gehad op de ontwikkeling van het schaken. Hij had een voorliefde voor vreemde zetten en volgens verschillende bronnen zou hij daarmee zijn vriend Steinitz hebben beïnvloed, die toen in Londen woonde en die wordt beschouwd als de grondlegger van het moderne positiespel.
    'Steinitz begon Potter te imiteren,' schrijft Lasker in zijn 'Lehrbuch des Schachspiels' (1925). 'Potter doorzag waarschijnlijk de leegheid en de aanmatiging van de stijl die toen in zwang was, en met zijn speelstijl leek hij zijn tijdgenoten toe te willen roepen: "Jullie denken dat je me bij voorbaat al verslagen hebt op grond van jullie groter genie? Kijk! Ik doe belachelijke zetten, en toch kan je niet van me winnen. Wordt, bid ik jullie, bescheidener en verstandiger."'
    In die match Fenton - Potter werd met voorgift gespeeld; de veel sterkere Potter gaf Fenton om de partij een pion en één zet, en een pion en twee zetten voor. In deze vierde matchpartij was het twee zetten, wat betekende dat Potter Zwart had, zonder pion f7 speelde, en dat Fenton als begin twee pionzetten achter elkaar mocht doen.
    1.e4 -- 2.d4 e6 3.Ld3 De7 De theoretische zet - er bestond van dat soort voorgiftspel theorie. 4.Pe2 d6 5.Pbc3 Pc6 6.a3 g6 7.O-O Lg7 8.Le3 Pf6 9.h3 a6 Beter Ld7, schreef Zukertort, wiens aantekeningen in de City of London Chess Magazine van mei 1875 ik volg. 10.f4 d5 Geeft Wit de kans beide zwarte lopers in te sluiten. 11.e5 Pd7 12.f5 gxf5 13.Lxf5 exf5 14.Pxd5 Dd8 15.Pef4 Pdxe5 Moet wel; er dreigde ook Dh5+ 16.dxe5 O-O 17.Dh5 Beter e6. 17...Lxe5 18.Tad1 De8 19.Dh4 Tf7 20.Tfe1 Df8 21.b4 b6 22.c4 Ld7 23.Pd3 Dg7 24.Lf4 Lxf4 25.P3xf4 Pe5 26.Pf6+ Dxf6 27.Dxf6 Txf6 28.Txe5 Lc6 29.Kf2 Tf7 30.Td3 Le4 31.Td4 Lc6 32.g3 Taf8 33.Ph5 Te8 34.Txe8+ Lxe8 35.Pf4 Ld7 36.Pd3 Te7 37.Kf3 Kg7 38.c5 Lb5 De verliezende zet; in plaats daarvan had Zwart b5 moeten doen. 39.cxb6 cxb6 40.Kf4 Lxd3 41.Txd3 Tf7 42.Ke5 Kg6 43.Td6+ Kg5 44.Txb6 f4 45.gxf4+ Txf4 46.Txa6 Th4 47.b5 Txh3 48.a4 h5 49.b6 Tb3 50.a5 h4 51.Ta8 h3 52.Kd6 Kg4 53.Th8 Tb5 54.Txh3 Kxh3 55.Kc6 Txa5 56.b7 Ta6+ (zie diagram)
    Twintig jaar later zou in de schaakrubriek van een Glasgowse krant, de Weekly Citizen, over dit moment staan: 'Het bord was omringd door toeschouwers, en men zou hun woorden: "Remise, remise" hebben kunnen horen. Mr. Potter vroeg Mr. Fenton of hij met remise akkoord ging, en de laatste antwoordde bevestigend, omdat hij tot de conclusie was gekomen dat de pion tegen de toren geruild moest worden. (...) Nadat Mr. Fenton remise had aangenomen, vroeg Mr. Potter toestemming om hem te laten zien op welke manier hij had kunnen winnen.'
    Die winst is niet al te moeilijk: 57.Kc5 (En niet Kb5?, want dan speelt Zwart reddend Tb1 - dat is de hele grap.) 57...Ta5+ 58.Kc4 Ta4+ 59.Kc3 Ta3+ en pas nu, aan de rand van het bord: 60.Kb2 en wint.
    En zo zijn we terechtgekomen in het bekende deel van het verhaal, dat we te danken hebben aan de naspeuringen van de Nederlandse studiecomponist en schaakschrijver John Selman. Hij vertelde het in 1940 voor het eerst, in een van de mooiste artikelen die ooit in het Tijdschrift van de Nederlandse Schaakbond hebben gestaan. Ik zal het heel kort nog eens navertellen.
    In 1895 overleed Potter, en de schaakmedewerker van die Weekly Citizen, Barbier, schreef het herdenkingsstukje waaruit ik al citeerde. Barbier wilde het illustreren met dat leuke eindspel tegen Fenton, maar hij wist die stelling niet precies meer, en bij het reconstrueren ervan maakte hij een paar foutjes. Hij zette de zwarte koning op h6 in plaats van op h3, schoof de hele constellatie aan de linkerkant van het bord één rij naar rechts, en verwisselde daarbij de witte koning en de zwarte toren van plaats. Bovendien ging hij een halve zet terug. De stelling werd daardoor Wit: Kb6, c7; Zwart: Ka1, Td5. Zwart was aan zet; Wit moest winnen, en de oplossing was in wezen dezelfde: 1...Td6+ 2.Kb5 Td5+ 3.Kb4 Td4+ 4.Kb3 Td3+ 5.Kc2! en wint.
    Maar Barbier moet nog wat met die stelling hebben zitten spelen, want een week later gaf hij haar opnieuw, nu met de zwarte koning op a1. Hij had namelijk een fraaie redding ontdekt die er dan in zat voor Zwart: 5...Td4! en na 6.c8D Tc4+ 7.Dxc4 is het remise door pat, terwijl Wit ook op andere manieren niet verder komt (6.Kc3 Tc1). Hoe schitterend zijn toevalskunstwerk werkelijk was zag Barbier echter niet. Een paar dagen later kwam een Spaanse priester die in Glasgow werkte en die een enthousiast zij het matig schaker was, Fernando Saavedra, de schaakclub binnen waar zich op dat moment onder anderen Barbier bevond.
    'Maar Wit kan ook een toren halen!' zei Saavedra, en plotseling had Barbiers stelling de betekenis die haar een van de beroemdste in het schaakspel zou maken: 6.c8T! Ta4 7.Kb3 en wint.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |