TAL, BOTWINNIK, STANNEKE

Onlangs verscheen in Amerika een nieuwe uitgave van Tal - Botvinnik 1960, het boek dat Tal destijds schreef over de match waarin hij wereldkampioen werd. Voor mij is dat nog steeds de match die precies samenviel met Stanneke.
    Misja Tal (1936-1992) is nog steeds de meest geliefde wereldkampioen (1960 - 1961) van allemaal; als schaker en als mens. Eind jaren '50 kwam hij op als een meteoor: jongste Sovjet kampioen; eerste grootmeester die niet eerst meester was geweest; jongste wereldkampioen. Maar vooral was hij een tovenaar die het bord deed tintelen zoals een mooie vrouw het vertrek doet tintelen waar zij binnenkomt. Tal sprong op het toneel in een tijd waarin je welhaast, zoals iemand onlangs schreef, de grootmeesters in laboratoriumjassen voor je zag, door microscopen ernstig turend naar schaakstellingen. 'Tal gooide alle formules door elkaar, en kwam aanzetten met een bruisende beker vol plezier.'
    Tal deed dingen die vóór hem niet voor mogelijk waren gehouden. Hoe konden de Wetten van het Schaken, moeizaam verworven in een eeuw denken, het toestaan dat Smyslov, dat toonbeeld van soliditeit, zo frivool in 26 zetten van het bord werd geveegd als Tal het in het Kandidatentoernooi van 1959 had gedaan? Hij was een kind, ronddartelend tussen ernstige heren, en hij las ze nog de les ook. Hij was de Amadeus van het schaken.
    Daarbij was Tal een mooie jongen die plezier en genialiteit uitstraalde. Zijn misvormde, drievingerige klauwhand was haast als een magisch instrument, een teken dat hij kon toveren. Bij al zijn getover werd toch gedacht dat hij voor Botwinnik te licht zou zijn, maar hij won, met 4 punten voorsprong.
    De match begon op 15 maart, een paar dagen na de eerste datum in mijn schoolagenda van 1960 waar een kringetje om staat. Anderhalf jaar was ik stil verliefd op Stanneke geweest, en zij op mij. En nu was het toch begonnen. Twee maanden duren de kringetjes op die kalenderbladzijde, eerst verspreid, dan steeds dichter op elkaar, tot er begin mei een ware uitbarsting is van kringetjes, soms twee of drie om elkaar heen. En dan op 11 mei, een paar dagen nadat Tal wereldkampioen was geworden, houdt het ineens op.
    Ik heb één herinnering aan Stanneke die heel precies aan de match is verbonden. Ik zie haar mijn kamer binnenkomen terwijl op de stoel voor mijn bed een schaakbord staat waarop ik bezig ben een matchpartij na te spelen. Welke partij dat was weet ik doordat ik op het bed ook een krant zie liggen met een diagram: Wit heeft een dubbele g-pion en een open h-lijn; Zwart heeft zijn g-pion naar g5 opgespeeld. Ik herinner me ook de gedachte dat ik het vreemd vond dat je zo'n verzwakking en zo'n open lijn tegen je koning kon toelaten. In Tals boek kan ik nu opzoeken welke partij het was: de tweede. Tal had zwart, en het werd remise. Hij werd gespeeld op 17 maart - om 18 maart staat een kringetje.
    Tal en Botwinnik begeleidden mijn hele twee maanden met Stanneke. Ik herinner me heel veel van haar, en die matchpartijen zijn natuurlijk beroemd, maar op dat ene diagram na is niet meer te achterhalen wat bij wat hoort.

Tal - Botwinnik, 17e matchpartij, Moskou 1960
1.e4 c6 2.d4 d5 3.Pc3 dxe4 4.Pxe4 Lf5 5.Pg3 Lg6 6.Lc4 e6 7.P1e2 Pf6 8.Pf4 Ld6 9.Pxg6 hxg6 10.Lg5 Pbd7 11.O-O Da5 (zie diagram).
    Tal was ook een groot schrijver. Hij vertelt hoe hij zich soms onverklaarbaar aangetrokken voelde tot het verbodene, in dit geval: 12.f4 Dat is, legt hij uit, een verschrikkelijk slechte, anti-positionele zet, een zet van iemand die niets van schaken begrijpt. Het verzwakt de zwarte velden, zet de loper buitenspel, compromitteert de witte koningsstelling. Maar: 'Ik hoop dat de lezer mij niet onbescheiden zal vinden wanneer ik zeg dat ik dat allemaal wist. Toch blijft het feit: de verschrikkelijke zet 12.f4 werd gespeeld. Waarom?' Tal ziet dat hij het best Dd2 kan spelen; na dameruil zal het dan wel vlug remise worden. Zijn gedachten dwalen af: zou hij dan nog met zijn vrouw naar de film kunnen?
    In een ander boek heeft Tal beschreven hoe er, terwijl hij een zet probeerde te bedenken, een beroemd Russisch rijmpje in hem opkwam over het redden van een nijlpaard uit een moeras. Hij kan het niet uit zijn gedachten krijgen en probeert het zich daarom maar echt voor te stellen; er verschijnen takels, touwladders, helikopters voor zijn geest, maar hij komt er niet uit en tenslotte denkt hij: 'Ach, laat ook maar verdrinken,' en offert meteen een paard.
    In die stelling tegen Botwinnik heeft alles zijn nadelen. Dd2 is remise maar misschien geen film, Dc1 is veel te passief, Lxf6 is geen zet, en f4 kan al helemaal niet. Maar of Tal nu wil of niet, f4 blijft door zijn gedachten spoken. Dan komt het bij hem op dat f4 ook voordelen heeft. Zo'n zet schept voor Botwinnik de verplichting hem te weerleggen. Daarvoor zal taktisch scherp spel nodig zijn, een gebied waarop Botwinnik zich in deze match niet in vorm heeft getoond. Vooruit: 12.f4 De partij ging verder: 12...O-O-O 13.a3 Dc7 14.b4 Pb6 15.Le2 Le7 16.Dd3 Pfd5 17.Lxe7 Dxe7 18.c4 Pf6 19.Tab1 Dd7 20.Tbd1 Kb8 21.Db3 Dc7 22.a4 Th4 23.a5 Pc8 24.De3 Pe7 25.De5 Thh8 26.b5 cxb5 27.Dxb5 a6 28.Db2 Td7 29.c5 Ka8 30.Lf3 Pc6 31.Lxc6 Dxc6 32.Tf3 Da4 33.Tfd3 Tc8 34.Tb1 Dxa5 35.Tb3 Dc7 36.Da3 Ka7 37.Tb6 Dxf4 38.Pe2 De4 39.Db3 (zie diagram) en in deze nog steeds betere stelling maakte Botwinnik een van de grootste blunders van zijn leven. 39...Dd5? (Ka8!) 40.Txa6+ Kb8 41.Da4 en Zwart gaf het op. Inplaats van 9-8 stond het 10-7; de match was beslist.
    Die partij werd gespeeld op 26 april 1960. Om 27 april staan voor het eerst twee cirkeltjes. Ik zou veel geven om die cirkeltjes te herbeleven - maar Tal? Nee, hem niet.

© Tim Krabbé, 2000


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site |